Kinderspelen, in leerzame gedichtjes(1837)–Johannes Hazeu Cornelisz.– Auteursrechtvrijin leerzame gedichtjes Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Het koten. Bl. 1. Jantje. Ja, Pietje! ik zie, gij zijt ontsteld; Ik heb uw laatste koot gewonnen; Maar 'k wil van u, noch koot, noch geld, Wij hebben 't om vermaak begonnen; Zijt dus gerust, mijn lieve Piet! Ik weet, verliezen is verdriet. - Pietje. 't Is braaf gezegd, mijn lieve Jan! Ik zal u altijd dankbaar wezen, En speel met u, zoo lang ik kan, Gij hebt ook geen verlies te vreezen; Al wat ik win geef ik u weêr, Daar 'k nooit geen winst van 't spel begeer. [pagina 2] [p. 2] Jantje. Ik werp mijn kootje nu weêr uit, Wij kunnen nog een uurtje spelen; Maar dan naar school, is mijn besluit, Hoe lief het spel ons hart kan streelen; Want wie niet meer, dan spelen, leert, Wordt nimmer met een' prijs vereerd. - Pietje. Dit weet ik ook, zoo wel als gij, Ik wil zoo graag, als iemand, leeren, Om altijd, vergenoegd en blij, Het goed te doen en 't kwaad te weren; Wie speel- en leerlust zaam verbindt, Noemt vader zijn geliefdste kind. - Jantje. Dat is ook waar, mijn lieve Piet! Nog onlangs hoorde ik vader zeggen: ‘Wanneer ons deugd en pligt gebiedt, Dan moet men 't speelgoed nederleggen; Het spel strekt, ja, tot zoet vermaak, Maar leeren is de groote zaak!’ - [pagina 3] [p. 3] Pietje. Die les neem ik met blijdschap aan: Wat kan ons toch het spelen baten? Wij moeten andre wegen gaan, Dan die, die ons aan 't eind' verlaten. - Kom, streven wij naar hooger goed, Dat ons gelukkig maken moet. - Vorige Volgende