Gloria ging naar Boris en Tasja. ‘Dag,’ zei ze. ‘Ik vond het leuk jullie te leren kennen.’
‘Zullen we schrijven?’ vroeg Tasja. ‘Onze adressen staan op de lijst.’
‘Goed,’ zei Gloria. ‘Maar ik denk dat ik volgend jaar ergens anders woon.’
Tasja vond het een leuk idee. ‘Misschien kan ik je een keer opzoeken als ik vakantie heb. Ik ben zo blij dat het weer goed is tussen mijn moeder en de jouwe.’
‘Wat?’
‘Ze heeft toch gezegd dat het haar speet?’ zei Tasja een beetje ongerust. ‘Mamma vertelde net dat zij en Isabel het weer goedgemaakt hebben.’
Gloria keek naar Boris en Tasja. ‘Ja,’ zei ze toen. ‘Het speet haar heel erg.’ Ze gebaarde naar een lange man die met Ruth een eindje verderop stond te praten. ‘Is dat nu Axel?’
Tasja knikte. ‘We moeten gaan, hij heeft haast. Boris, zeg dag tegen Gloria.’
‘Nee,’ zei hij. ‘Waar is Libel?’
‘In haar hut,’ zei Gloria. ‘Pakken.’
‘Ik wil haar zien, dat wil ik!’
‘Ik dacht dat we van dat gekrijs af waren,’ zei een van de omstanders.
‘Boris, niet zo schreeuwen, ik sta vlak achter je.’ Isabel glimlachte naar hem. ‘Zul je voorzichtig zijn met jezelf?’
‘Ja,’ zei hij. ‘Jij ook?’
‘Natuurlijk.’
Boris gaf Isabel een zoen. ‘Ik stuur een tekening naar jou.’
‘Leuk,’ zei ze. ‘Ga nu maar.’