Verzamelde gedichten
(1988)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermdNaar bedKom, Vrouwe, geen seconde rust voor mij,
Totdat ik - lig, nou ja, maar werk daarbij.
Ziet men de vijand, - ook wie nimmer kruit
Geroken heeft, houdt 't wachten dan niet uit.
Die gordel af, die straalt als 's hemels kring,
Maar om een wereld sluit van schoner schittering.
Speld van uw borst die plaat, die met pailletten
Der dwazen blik de toegang moet beletten.
Rijg los, 't uur, dat zo welluidend slaat,
Zegt mij: 't is tijd, dat gij naar bed toe gaat.
Uít dat corset, dat 'k zijn geluk benijd
U na te zijn, te stáan, en dat altijd.
Uw jurk onthult een pracht als bloemenweiden,
Waar heuv'lenschaduw steels vandaan komt glijden.
Dat nare kroontje kan nu af; toon nu
De diadeem van haar, die groeit op U.
Die schoenen uit; betreed dan veilig
Dit bed, der liefde tempel zacht & heilig.
Als men een Engel van de hemel ziet,
Is Die in 't wit, als gij, die 'n hemel biedt
Als Mohammeds paradijs; gaan geesten beide
| |
[pagina 299]
| |
Soorten in 't wit, toch kan men onderscheiden
Een goede Engel van een boze geest:
Dees' zet ons haar rechtop, en die ons vlees.
Laat vrij mijn handen dolen, laat ze gaan,
Van voor, van achter, tussen, boven-, onderaan.
Amerika! Mijn nieuw-gevonden-land,Ga naar eind1.
Mijn Rijk, 't best met éen man slechts bemand,
Mijn Mijn van Edelstenen, Keizerrijk,
Oh, hoe gezegend dees' ontdekkingsreis!
De vrijheid vind ik pas in deze banden;
Zo zal mijn zegel zijn, waar nu m'n handen.
Spiernaakt! Eerst zó kan men de vreugden leren,
De ziel van 't lichaam, 't lichaam van de kleren
Bevrijd. Juwelen zijn slechts, zo te zeggen,
Atlanta's appels, om mánnen voor te leggen:Ga naar eind2.
Wiens oog voor vrouwensieraad schittert, wel,
't Hunne wil de dwaas misschien, niet hén.
Zoals een leuke boekomslag voor leken,
Zo moet de opschik van een vrouw bekeken;
Zelf zijn zij boeken van mystiek; géen dan wij
(Wie hun onbesprokenheid genadig zij)
Moet die ontsluierd zien. Welaan, toon nou
Aan mij, vrijuit als aan een vroede vrouw,
U zelve. Vort nou, ook dit linnen weg,
Op onschuld staat geen straf, wat ik U zeg.
Hier, kijk: ík ben al naakt; nu dan,
Wat moet U meer bedekken dan een man...
John Donne
|