Bosch & Bruegel(1968)–Pé Hawinkels– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] VII ‘De thuiskomst van de jagers’ Niet alle vogels vliegen. Onopvallend zitten ze in het diepvries zenuwstelsel van de winterbomen. Eén op de tien, 'n ekster, slijpt zijn veren aan de diamanten vrieskou in de lucht. Niet alle jagers razen schallend door een woud, waar licht en groene tinten in samen werken aan 'n atmosfeer die 't hen te moede maakt als snelle vissen in een weldoorgloeid aquarium. De échte jagers, één op tien met deze mythisch-brooddronken bende, gaan 's winters onopvallend naar het bos en keren, als de middag de hand al uitsteekt naar de avond, zwijgend terug, en hebben wat buit. Hun rug is gebogen, sierlijk & somber, zoals de honden die hen volgen. Maar voor hén vliegt de éne vogel op, vóór hen vliegt die ene vogel uit. Nu komt er evenwicht op aarde. De jagers komen terug, dalen af in de hand des avonds, waar al tien vogels rustig op stok zitten. Niet alleen: op het monochrome ijs - zie de hemel - stoeien mensen als kinderen, in 't polderland, dat aan deze kant de jagers binnensjokken en aan de andere als een big ligt aan de tepels van een plotseling rotsgebergte, groeien massa's fijne bomen, alsof 't land er al te lang lag, schimmel dat bewees. En die éne vogel in de lucht? Die ekster? [pagina 74] [p. 74] Die zal als 'n zwaluw door de avond scheren, de koude wind door van z'n eigen vlucht, en met tranen in z'n oogjes kijken naar de bevroren molen met die adembenemend witte deken op het dak, de vrouw en, elders, de kar met sprokkelhout, de snoeiende boer, de introverte kerken, de oppermachtige bergwand, vaarten en daken, het werk bij 't vuur. En na die krakeling zitting nemen tussen takken. De jagers zijn dan thuis. Dan is er evenwicht op aarde. Vorige Volgende