V ‘Het verzinken der verdoemden’
Tergend langzaam, zeg, dit zakken,
En zo te zien echt permanent.
Het is, lijkt het, als een bepaald,
Overbekend verzinken, overcompleet wegzakken
In de hitte, de aardse temperatuur van zo'n
Persoonlijk moerasje, terwijl het bloed pioenrood
0685[regelnummer]
Te hoop loopt, drumt en dansen
Uitvoert in de verste toppen van
Zijn wegennet; iets als 't zich telkens weer
Een aap, een gorilla, een subject schrikken
Aan ongekende sponsjes, gerijd in de diepte,
0690[regelnummer]
Hete tentakels van slijm en het einde
Kan men niet raken; dat rekt zich
Elastisch en schroeiheet buiten bereik
Tot een ander einde de verplichting brengt
Van een opnieuw beginnen.
Toch is dit anders. Hier zinkt men,
Als het malafide wicht dat brood als voetbank
Dorst gebruiken, slechts compleet weg
In 't onpersoonlijk moeras, dat op banale wijze
0700[regelnummer]
Ook heet is, en heter nog wel.
Hier voelt men de grijpstuivers van 't verderf,
Die trekken en plukken, maar iemand terug-
Stoten op zichzelf, en op zichzelf alleen.
En geen bloed, maar het ordinaire, onvermengde vuur,
0705[regelnummer]
Waar dat naar verwees, loeit, brult & huichelt
Zich longen stuk, tot een hoogst smakeloze,
Vuilbruine brij van vis- en weekdierachtigs,
Onwaarschijnlijk broeiheet, niet in, maar om
De objecten, die van hun kant
0710[regelnummer]
Tot gebaren komen, die alle overal
Aan het einde raken, - 't is er hier
Van doordrenkt. Maar dit onaards moeras,
Deze zompige, smerige poel kan zich
| |
Voor eigen gebruik geen einde permitteren,
0715[regelnummer]
Het ís het, heeft er geen.
Het gaat, om de waarheid te zeggen,
Over in zichzelf. En van buiten komt niets
Er wat dan ook naar aanbrengen. Het
Onderhoudt geen relaties.
Van deze lijven zonder betrekkingen
Gaat niets uit, - blijft niets bij de gratie
Van de remwerking achter in hun eindeloos
Neergaande baan, ook geen sporen of lucht-
0725[regelnummer]
Bellen, geen vrijheid, die hen gaandeweg verlaat,
Hen node in de steek laat: zij hebben
Het probleem van de vrijheid nooit
|
|