| |
| |
| |
Hieronymus Bosch
I Prélude
Het vliegen, dat men doet,
Is nog dikwijls onverklaarbaar.
In de diepte - lichaamsrondingen
0005[regelnummer]
Strekken onbereikbaar hun afmetingen van jade
Over heuvels en valleien uit - kijkt men,
Zakt de blik, precies, vertrouwelijk als gas.
Is dit de herkomst van het proces
Dat zich onder 't oog ontrolt?
0010[regelnummer]
Van het panorama, compleet
Met hellingen en flanken,
Worden suggestievelijk sluiers, zes, bij
De tippen weggenomen; fasen maakt het door,
In de diepte, onbruikbaar.
Het vliegen, dat men doet,
Is veelal nog onverklaarbaar.
Noem het een middelhoog gebergte, wat
0020[regelnummer]
Er is te zien; laat de blik er overheen
Weiden, zoals zonlicht door
De glijdende grenzen der bewolking,
Bekommer je niet om het onbekende,
0025[regelnummer]
Het messcherp glijdend uiterste bereik
Van je ogen uit holt: op de bergen
Groeit gezellig het gras, een laagje algen
In een viskom op heldere vensterbank,
De bomen, weinig serieus uitgestoten als
0030[regelnummer]
Lichtgroene condenswolkjes uit
De multiple neusgaten der natuur, -
Noem, noem het zo, want door dat beeld
- Vlug! - speelt mat een ander,
Grauw als een verbittering.
| |
| |
0035[regelnummer]
Een immens watervlak, onbegrensd
Als licht de groene landen van zoëven
Inunderend met een onheilsstrekking, -
Een watersnoodgebied, waar 't echte druillicht
Van het uur geil op ligt,
0040[regelnummer]
Er als bladtin de afschuwelijke geheimen
Van aan 't oog onttrekt, maar niet
Het miniem figuurtje, dat zwart
Als een neusgat midden op het water staat
En wenkt, intens, niet als bezeten
0045[regelnummer]
Maar als een profeet of zo;
Niet, allerminst verkrampt schreeuwt en met
De armen maait maar die armen
Statisch uitbreidt, zodat alleen
De stand der palmen belet er een in-
0050[regelnummer]
Vitatie in te zien om in zijn huisje,
Aan zijn borst te komen, en het hoofd,
Het zwarte, is als dat van blinden in
De nek geworpen; niet, dit alles, zo te zien
Om verlost te worden uit dit rampgebied
0055[regelnummer]
Maar juist als lokroep voor de diepte; tóch
Met een mond als expressionistische ogen
Tot scheurens toe opengesperd,
Tóch met ogen als een expressionistische mond
Opengesperd, tot scheurens toe.
0060[regelnummer]
En onder invloed van het geheime zweven
Dat men doet, volteert dit,
Beweegt zoals de uitgestrekte armen
Van achtjarigen, die rennend, brommend
Doen - alsof ze godverdomme vliegen!
0065[regelnummer]
Beweegt zoals de vlerken van loopvogels
Die in potsierlijke ónmacht om te vliegen tóch
Met uitgespannen wieken in een cirkel rond
Verandert in een stad met nauwelijks
0070[regelnummer]
Een vaste plaats in de geschiedenis,
Een verbazende contraptie van muren,
Met stenen ingelegd, straten, stegen,
Gemetselde sloten vol schaduw,
Torens, die als wijsvingers met akelig
| |
| |
0075[regelnummer]
Lange, diafane nagel in de lucht
Priemen, en daar doorhéén, tussen gebouwen
En optrekjes van elk formaat en bestemming,
De harde stoppelwang van de grond.
En wie dan wel, die vliegt, onhoorbaar,
0080[regelnummer]
Als de thermiek zelf waarvan zijn zweven
Profiteert, van hoogte en gezichtshoek
Continu blijft wisselen, zou in staat
Zijn te onderscheiden, te orakelen,
Te profeteren of de mensheid, die
0085[regelnummer]
Als schimmel uit de stadsnaden op
Schiet, nu hand in hand als broer en zusje,
De gestalte niet verstopt
Achter plooienval of welke drapering
Van de verborgen slavernij, wandelt, dan
0090[regelnummer]
Wel aan een ongrijpbare ijver ten prooi
Mekaar grijpt, de lange, diafane nagels
In de strot klauwt, vol genietend
Van het wee parfum waarin de ingewanden
De open lucht in lillen, of, opnieuw bezien,
0095[regelnummer]
Of de mensheid nu, die als kwark
Uit de voegen van haar eigen bouwsels barst,
Aan bruidstafels zit, begrijpend het glas toont,
Dan wel kotsend en struikelend door
Haar bloedeigen straten strompelt,
0100[regelnummer]
Builen en zweren als zwammen óp
Bellend uit reten in haar beste huid, -
Wie zou dit nu uit elkaar
Kunnen houden, wanneer elk moment
Heel die stad ineen kan zakken,
0105[regelnummer]
Kan verschrompelen als bierschuim,
En bruin, onvruchtbaar een vreselijk
Soms is het land toch zo dood,
Soms kan een blik toch zo'n pijn doen.
0110[regelnummer]
Dan is alles platgeslagen,
Als een stuk rundvlees met een hakmes,
Dan heeft het groen, het baardige gras ook,
Asiel gevraagd en gekregen
In het werkeloze rijk van de toekomst,
| |
| |
0115[regelnummer]
En de milde gezondheidsdienst die normaal gesproken
Bij de dauw berust, de ochtendnevel
Over de directe welvingen van de aarde
Die kan ademhalen in de ogen
Van wie er vlotweg overheen gaat,
0120[regelnummer]
Is over-, afgenomen door brute, ongenietbaar
Gepekelde rook, die de verbrande klei
Het afsterven aanzegt van
Zijn legendarische potenties.
Kom, hoe zal zo'n slagveld, zwart-
0125[regelnummer]
Geblakerd zich nog wijzigen? Waarin?
In wat anders dan de oceaan,
Die klotst, die deint, die oceaan,
In welks onmetelijke spekbuik zich getrouw
Aan een interne wetgeving toppen
0130[regelnummer]
Formeren, dalen vormen, tegenstelling
Tot de spierbulten, krampknopen, wakken
In het vlees van een persoon met delirium,
Vrij in schijn, - zeker onaantastbaar,
Kolossaal en voorlopig onbegrijpelijk:
0135[regelnummer]
De dood, dáár de misselijke, benige ruiter,
Die het bit met goor plezier te wreed
In zachte, hunkerende lippen trekt,
Is hiér niet meer dan zout,
Het vliegen, dat men doet,
Is vooralsnog onverklaarbaar.
In de diepte kijkt men, zakt de blik,
Precies, vertrouwelijk als gas.
0145[regelnummer]
De herkomst van het oud proces
Blijft typisch onverklaarbaar.
De sluiers, zes, die successievelijk
Van het panorama afscheid nemen,
Het verhelderen willen, die, bij
0150[regelnummer]
De tippen ervan weggenomen, och,
Als een pleister van een ongeheelde
Blessure worden afgescheurd, die
Zes sluiers zijn ontelbaar.
Want wie er vliegt, die houdt 't niet.
| |
| |
0155[regelnummer]
Eéns laat de thermiek, gewillig werktuig
Van pretenties zonder naam, die Icarus
Tegen wil en dank toch in de steek;
Dan zeilt hij, schuin, als een eend
Die landt omlaag en raakt
0160[regelnummer]
Het voorheen zo onbereikbaar raadsel.
Die val... Er spat een fonkelende fontein,
Een staartster van giftige bloemen op,
Wasbleke, spermablanke, naar
0165[regelnummer]
Wierook geurende plantaardige schedels,
Bij uitstek vergankelijke schoonheid,
Dodelijke doodslupine, letale leeuwebekjes.
Waarin de dood niet méér is
Dan een simpele druppel gouden stroop,
0170[regelnummer]
Die als een huig er achterin zit.
Het zal wel willen slapen.
|
|