Snikken en grimlachjes
(ca. 1906)–François Haverschmidt– Auteursrecht onbekend
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
Maar nauw waag ik het, te kikken
Van mijn hard poëtenlot,
Of meedoogelooze spot
Vuurspuwt uit uw donkre blikken.
Is het dan zoo iets bespotlijks,
Steeds te plassen in een zee
Van het onverklaarbaarst wee?
Is dat niet iets gruwzaam-godlijks?
Hoe? Reeds fonklen weer uw blikken?
Engel, och genade! Ik zweer:
'k Spreek nooit van mijn lijden weer.
Stom hoop ik mij dood te snikken.
|
|