Voor den derden druk
‘Nu “
Familie en Kennissen” in zoo'n sierlijk kleed voor den
dag komen, heeft de Uitgever gemeend, dat ook eenige van de hier en daar
verspreide verwanten en vrienden van de partij moesten zijn. Het is anders met
zulke uitgebreide invitatiën wel eens gevaarlijk, en er loopt licht iemand
onder door, die er maar half bij hoort. Intusschen schaadt dat minder, als de
heerschende toon maar de rechte is.
Deze of gene zal misschien vinden, dat het gezelschap, ondanks het
mooie feestgewaad waarin het gestoken werd, wat ouderwetsch is gaan worden.
Maar ik weet er ook die daar juist van houden. En weer anderen vragen niet naar
oud of nieuw; als zij er maar iets schoons en goeds in
vinden, dan...’
Aldus is de Schrijver begonnen den derden druk in te leiden. Hij had
thans zijn boekje kunnen opdragen aan zijn kinderen. Maar zoo
ver is hij niet gekomen. Den laatsten zin reeds heeft hij niet mogen
voleindigen. Zullen wij hem voltooien? Ja, als die ‘anderen’ er maar iets
schoons en goeds in vinden, dan zullen zij den Schrijver dankbaar wezen en -
dan zou ook de Schrijver van zijn werk voldoening hebben gehad. Welnu, gelukkig
zijn er nog velen die niet naar oud of nieuw vragen, maar de gave bezitten om
het schoone en goede te ontdekken in allerlei vorm. Zij zullen het ook in deze
verhalen vinden, en voor hen, die het voorrecht hadden den Schrijver zelven te
hooren spreken en vertellen, zal zijn beeld helder verrijzen in al zijn
beminnelijken eenvoud en kinderlijke oprechtheid.
Schiedam, Augustus 1894
De Uitgever