Heerlijk Helder
(2015)–Ann De Craemer, Jan Hautekiet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
Slot
| |
[pagina 148]
| |
treerd hoezeer de taal een levend wezen is; hoezeer je haar grenzen kan aftasten; hoezeer je ermee kunt spelen. Een van Carrolls bekendste taalspelletjes is het nonsensgedicht ‘Jabberwocky’ uit Through the Looking-Glass (1871), het vervolg op Alice's Adventures in Wonderland. Het gedicht gaat over een vader die zijn zoon waarschuwt voor drie dieren die de omgeving onveilig maken, vooral de Jabberwock. Een groot deel van de woorden in het gedicht zijn door de schrijver zelf bedacht: Jabberwocky
'Twas brillig, and the slithy toves
Did gyre and gimble in the wabe;
All mimsy were the borogoves,
And the mome raths outgrabe.
‘Beware the Jabberwock, my son!
The jaws that bite, the claws that catch!
Beware the Jubjub bird, and shun
The frumious Bandersnatch!’
He took his vorpal sword in hand:
Long time the manxome foe he sought -
So rested he by the Tumtum tree,
And stood awhile in thought.
And as in uffish thought he stood,
The Jabberwock, with eyes of flame,
Came whiffling through the tulgey wood,
And burbled as it came!Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 149]
| |
One, two! One, two! and through and through
The vorpal blade went snicker-snack!
He left it dead, and with its head
He went galumphing back.
‘And hast thou slain the Jabberwock?
Come to my arms, my beamish boy!
O frabjous day! Callooh! Callay!’
He chortled in his joy.
'Twas brillig, and the slithy toves
Did gyre and gimble in the wabe;
All mimsy were the borogoves,
And the mome raths outgrabe.
Een harde noot om als vertaler te kraken, maar Nicolaas Matsier deed het (in 1994) overtuigend als volgt: Koeterwaal
Het schieuwerde, de glappe muik
Graffelde in de vijchten:
Maar heel sloef was de rontelguik,
En strave woelen krijgten.
‘Hoed voor de Koeterwaal je, zoon!
Zijn scherp gebit, zijn reuzenzwaai!
Vermijd het Dubdubdier, verschoon
De glurieuze Beffesnaai!’Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 150]
| |
Hij nam zijn worpel zwaard al tot verweer,
Maar moest lang op de vijand wachten,
Zat bij de Plingplongboom terneer,
Stond toen een poosje in gedachten.
In ruffig denken trof hem daar
De Koeterwaal, met vlammend oog,
Die zwingend door het groene vlaar
Hem worvelend bevloog!
Daar ging zijn zwaard van hup en hop,
Het vlijmde vliegensvlug.
Dood bleef het monster - met de kop
Ging hij galopsend terug.
‘Is hij ontzield, de Koeterwaal?
Werp aan mijn borst u, glans der jeugd!
O kostbaarlijke dag! Kaneel! Kanaal!’
Hij gnuivelde van vreugd.
Het schieuwerde, de glappe muik
Graffelde in de vijchten:
Maar heel sloef was de rontelguik,
En strave woelen krijgten.
In de Nederlandse vertaling van Alfred Kossmann en C. Reedijk uit 1947 was ‘jabberwock’ nog ‘wauwelwok’, maar terecht koos Matsier voor ‘koeterwaal’. Het verwijst naar het bestaande Nederlandse woord ‘koeterwaals’, en dat betekent ongeveer hetzelfde als waar ‘jabberwocky’ in het Engels sinds Lewis Carroll voor staat: taal zonder betekenis;Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 151]
| |
nonsens. Het taalgebruik in onzinartikelen van bijvoorbeeld The Postmodernism Generator of van Alan Sokal wordt ook wel ‘jabberwocky’ genoemd - al valt van het gedicht van Carroll nog meer te begrijpen dan van veel postmoderne teksten of managementgewauwel. In Through the Looking-Glass is het Humpty Dumpty die Alice het gedicht uitlegt, want hij is een personage dat eerder in het verhaal al liet zien dat hij woorden graag onalledaagse betekenissen geeft. Hij zegt daarover tegen Alice: ‘Als ik een woord gebruik, betekent het gewoon wat ik verkies dat het betekent, niet meer en niet minder.’ Wanneer hij Alice de onbestaande woorden in ‘Jabberwocky’ uitlegt, snoeft hij dat hij alle gedichten kan uitleggen die ooit werden geschreven, en zelfs veel die nog geschreven moeten worden. Humpty Dumpty interpreteert de nonsens met ongebreidelde creativiteit, maar hij en Alice bevinden zich in een fictieve wereld waar woorden inderdaad de betekenis mogen hebben die personages ze willen toekennen. In de reële wereld van de verschillende maatschappelijke domeinen die in dit boek aan bod zijn gekomen, moeten de woorden wél zo zijn gekozen dat ze de lezer of toehoorder niet in verwarring achterlaten. In ons motto is verwarring precies het effect van de wollige woorden van de Dodo op het Adelaarsjong, dat vindt dat taal niet nodeloos ingewikkeld hoeft te zijn. Carroll bewees daarmee over de nodige zelfrelativering te beschikken, want in de interpretatie van zijn werk wordt het personage van de Dodo gezien als een zelfparodie van de auteur: Carroll stotterde en sprak zijn echte naam, Charles Lutwidge Dodgson, vaak uit als Do-do-dodgson.Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 152]
| |
Zelfrelativering is een lovenswaardige eigenschap. Dus nee, wij leunen nu niet zelfvoldaan achterover, wachtend op een stortvloed aan mea culpa's van politici, juristen, academici, managers en dokters. Wij beseffen bovendien dat dit boek niet het einde van onze inspanningen mag betekenen en zullen dan ook doorgaan met de #HeerlijkHelder-campagne. Sommigen zullen zeggen dat we vechten tegen de bierkaai, maar wij zullen antwoorden dat we onze taal zo koesteren dat die elk gevecht waard is. De dodo was ook in de tijd van Lewis Carroll al een uitgestorven diersoort. Het is onze hoop dat de onheldere taal die hij in Alice in Wonderland spreekt eveneens zal uitsterven, en onze ambitie om daar met dit boek een steen aan te hebben bijgedragen. Mogen de krommunicatie-alarmen der Nederlandstaligen voortaan snoeihard loeien zodra wezelwoorden, bobotaal of jabberwocky nog maar in de buurt van hun sensoren komen.
Is dood immers geen anagram van dodo?Ga naar voetnoot+ |
|