W. Schepers
Helmers
Het vaderland, de roem der volkeren weleer,
Altijd door braafheid groot, nooit siddrend voor gevaren,
En lang gehuldigd als beheerscheres der baren,
Zonk eens voor d'ijzren arm eens werelddwingers neêr.
Toen handhaafde in uw lied, gij, nog der vaadren eer;
Gij, Helmers! deedt hun' lof weêrgalmen van uw snaren;
Het nakroost bleef verrukt op hunne deugden staren,
En hoop op beter eeuw keerde in den boezem weêr.
Ja, Neêrlands trooster waart ge in jammervolle dagen,
Die niet voor 't leed bezweek, wiep ook de hoop verliet;
Het dankbaar Vaderland zal van uw' lof gewagen,
En heilig blijft ons hart uw vrijheidaad'mend lied:
En wie spitsvindig waagt aan uwen roem te knagen,
Kunstregter kan hij zijn, maar Nederlander niet.
Nederlandsche Muzenalmaaak 1840, 143
W. Schepers te Heerenveen (jaartallen onbekend) publiceerde gedichten in de Friesche volksalmanak 1845 en Vaderlandsche letteroefeningen 1849.