De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] De jichtige predikant Da's ieder najaar weer dat oud verdriet; ach, Here God, dat smaakt Uw dienstknecht niet, al riep hij duizendmaal U kaarmend aan: ‘Dat, Here, Gij ons breuken komt te slaan...’ Als hij de scheuten door zijn knoken voelt, heeft hij dat niet zo letterlijk bedoeld - 't is rijk'lijk veel, o, Here, des vermaans: Gij naamt de letter van de Tale Kanaäns. - Hoe kroop deez' Christen zijn gemeente voor en blaatte ootmoed in Gods Heilig Oor, als hij zich tot Gods Aandacht onderwond: een kruipend dier, verzadigd en gezond. - O, Here, ziet, wat thans die dienstknecht lijdt voor weinig goede smaak en fijngevoeligheid: Gij, zo genadig, Die met jicht slechts sloeg hem, die U, kaarmend, om verbrijz'ling vroeg. Vorige Volgende