Van Odrimond, Millimas en anderen(1941)–Jac. van Hattum, Maurits van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De overwinning ‘Ik kwam, ik zag, ik overwon,’ denkt Meester Pieter Zuiderzon, ‘wat zitten deze kind'ren stil; hoe vliegen allen op mijn wil. Ze zeiden: 't Is een nare klas...; ja, als ik Zuiderzon niet was.’ - De bovenmeester, voor de ruit, kijkt, zeer benieuwd, z'n ogen uit. - O, Meester; o, ellend'ge worm; dit is de stilte voor de storm; wat doet die grote jongen daar? hoe gilt dat meisje nu zo naar? Wat springt daar, of de vierde klas de weide naast de vijver was? Hoe komen al die kikkers daar? Wie kleppert als een ooievaar? Ik overwon; ik zag; ik kwam. Is dit een klas in Amsterdam? O, hemeltje; wat nood; wat nood: meer kikkers dan in Holysloot. De bovenmeester schudt z'n hoofd; ‘Ze hebben U een kool gestoofd; ik heb het U vooruit gezegd: die kinderen zijn meer dan slecht.’ [pagina 56] [p. 56] O, Meester Pieter Zuiderzon, die gans een nacht niet slapen kon, die zich, in droom, had recht gezet, om duizend kikkers in z'n bed. Nu zijn er jaren heen gegaan, maar dikwijls ziet hij zich nog staan, die goede Meester Zuiderzon, die kwam, die zag en... niets begon. [pagina 57] [p. 57] Vorige Volgende