Van Odrimond, Millimas en anderen(1941)–Jac. van Hattum, Maurits van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Jantje's droom Jantje droomde: hij was Meester voor 'n grote-mensen klas; en hij vond, dat Tante Jenny draaierig en lastig was. En Oom Jaap zat niet erg netjes. ‘Die blijft twalef uur maar hier’, dacht klein Jantje. ‘Ik kan wachten. 't Kost hem ook zijn vrij kwartier.’ Daar zat Buurman weer te draaien en trok kauwgum uit z'n mond; Buurvrouw liet haar potlood vallen en zat daâd'lijk op de grond. ‘Buurvrouw, Buurvrouw, zitten blijven’ riep klein Jantje door de klas; hij vond, dat van al die mensen Moesje ver de liefste was. Vader wierp met kleine propjes en trok Buurman aan z'n haar; Jantjes voorhoofd ging in rimpels: ‘Vader, doe toch niet zo raar!’ En M'nheer, de bovenmeester, stak z'n vinger maar omhoog, telkens, als van Vaders propjes één voorbij z'n oren vloog. [pagina 52] [p. 52] ‘Vader, in de hoek!’ riep Jantje, ‘en de handen op de rug.’ Vader bleef brutaal nog zitten: ‘In de hoek,’ zeg ik, ‘en vlug...’ Meester liet z'n kleppers vallen; alle mensen keken om; ‘Breng die kleppers hier,’ riep Jantje, ‘en tot straf een grote som...’ Maar ook Meester bleef maar zitten, net, of er niets was gebeurd; Jantje vloog nu door de rijen: Meester werd er uitgesleurd. ‘In de and're hoek’ riep Jantje, rood van drift; ‘Dat zal niet gaan; en je kunt daar, met je beidjes, zo een uurtje blijven staan...’ Tante Toos wist niets van breuken; ‘Kom eens voor het bord,’ riep Jan, ‘Hoeveel is vijf-achtste gulden?’ Maar ze wist geen steek ervan. ‘Domme Tante; ga maar zitten. Buurman kom eens voor de klas.’ Buurman zei, dat, toen ze 't leerden, hij een maand naar buiten was. [pagina 53] [p. 53] [pagina 54] [p. 54] ‘'t Is een domme klas’ zei Jantje, ‘'t rekenen gaat heel erg slecht. Wie zit daar nu weer te praten? Tante Jenny, zit toch recht...’ Plots'ling hoorde Meester Jantje een heel erge, harde slag; hij schrok wakker, stom-verwonderd, dat hij in z'n bedje lag. Moeder kwam: ‘Wat viel daar Jantje? 'k Zie het al: je breukenboek...’ ‘Moedertje’ zei Jantje, ‘Moesje, Vader staat nog in de hoek...’ ‘Ga maar gauw weer slapen, Jantje’ lachte Moeder - en terstond ging hij 't dromenland weer binnen met een glimlach om z'n mond. Vorige Volgende