Van Odrimond, Millimas en anderen(1941)–Jac. van Hattum, Maurits van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] De vogelverschrikker I De vogelschrik ging hot en haar tussen twee bonken klei; de merel dacht: ‘Wat doet-ie raar’ de wind zei: ‘'t Komt door mij: ik schud en trek en sleur en wrik en help hem overstag; omdat ik zo een vogelschrik volstrekt niet lijden mag.’ Toen woei de groene, hoge hoed de wijde landen door; en kwam terecht - en lei daar goed - in 't brede karrespoor. Daar ging ook de verschoten jas; dan volgde dra zijn broek; daar bleef allenig maar een kruis: de vogelschrik was zoek. Dan zei de wind: ‘Nou is 't genoeg’ en lei zich rustig neer; al d' opgejaagde vogeltjes, die keerden aanstonds weer. En pikten kers en bes en graan, wel allerhande fruit; en, waar de eikestruiken staan, daar sliep de wind wat uit. [pagina 35] [p. 35] Vorige Volgende