De nagels in het vlees

Gebed voor Jan V.

Hoè God, uit een te zetten
dit gruw'lijk ònder gaan;
Hij, Die het kon beletten,
Hij heeft het nièt gedaan.

Wij kunnen 't niet doorgronden
ons rest alleen geloof;
dit land telt enkel wonden
en niets dan kinderroof.

Wie wijst me nog één woning,
één niet-getroffen huis,
ze sloegen knecht en koning
aan 't zelfde hakenkruis.

Er wordt zoveel geleden;
de angst is elk gemeen;
Jan is in de gebeden
van honderdduizend, één.

[p. 32]

 

Hoè 't God uit een te zetten,

 

Die zelve alles weet;

 

en 't onheil kon beletten,

 

maar onze wil niet deed.