De nagels in het vlees(1945)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Moderne landsknechten. Men zegt: het is verdomd gespuis; rapalje is 't, dat, godvergeten, zich indringt in een anders huis en zich te bersten zoekt te vreten. In houd m'n standje nog wat op, maar het kan elke dag gebeuren, dat ze je ogen uit je kop, je darmen uit je bekken scheuren. En 'k zie ze er héel goed voor aan je botten één voor één te kraken; blijf liever uit hun buurt vandaan, als Torquemada's zich vermaken. Het is genoeg, gedicht, geschreven, gephantaseerd en uitgedacht; er is geen spaan van heel gebleven nu achttien, acht-en-tachtig slacht. Dat soms een mens tien poten heeft, die eindigen in arendsklauwen.... 'k Zei: ‘Vrind, je hebt nog niks beleefd’, nu 'k Joodse huizen leeg zag sjouwen. 't Blijft altijd nog van ver bezien....; wat zou je zeggen, als ze kwamen en slechts je kinders onder tien, je oudje, boven tachtig, namen? [pagina 20] [p. 20] Vaartwel nu, brave Christenheid; vaartwel, geloof en goede zeden en eer en deugd en liefd' en vlijt: o, God, nou belt dat tuig beneden.... Nou wordt de hele wereld gek en mot je bliksems goed oppassen; daar loeit er een uit nijlpaardbek: ‘Ze-mosten-alles-maar-vergasse’. Ze zingen altijd op de straat; ze zingen altijd op de pleinen; ze zingen, waar je gaat en staat; sinds veertig zingen slechts de zwijnen. O, Here Jezus nog-an-toe.... 't is nacht en nog hoor je ze zingen; je wordt van alle waanzin moe en struikelt over vondelingen. Vorige Volgende