Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 215] [p. 215] In den storm. Hoe razen de kokende golven! Hoe buldert de zee aan de kust! Wie doet al die woede bedaren, En brengt dus het zeevlak tot rust? Van 't scheepje zal 't antwoord u komen, Dat huppelt en danst op den vloed, En 't middel bezit, dat de branding Haar deiningen effenen doet. Men steekt daar een olievat open, En giet gansch het leêg tot den boôm: Haar wicht drukt de koppen der golven, En kalm vóor het schip wordt de stroom. Wij staan aan het strand, en aanschouwen. Wél ons zoo wij 't niet alleen zien, Maar ook door dat schouwspel ons zelven Een spiegel, een les laten biên. [pagina 216] [p. 216] Hoe sterk is uw invloed, o Liefde! Op 't hart, dat uw werking ervaart! Haar toonbeeld en voorbeeld, gij vrouwe, Wat lof is uw streven niet waard? Als 't kostlijke sap der olijven, Dat zacht en verzachtende vliet, Zoo brengt gij ook rust in elke onrust, Waarop gij uw balsemstroom giet. Hoe zalig de man aan uw zijde! Der zorgen wild woelende zee Legt kalm zich ter neêr, waar gij nadert: Gij giet in zijn boezem uw vreê! Vorige Volgende