Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] De kerstmisroos. Als langs de ruigbesneeuwde paân De slede lustig rent, Terwijl wij 't Kerstfeest tegengaan, Bij 't vieren van d' Advent, - Als 't hert zelfs nauw de mosplant vindt, Die 't zich ter spijze koos, - Bloeit, ongekrenkt door vorst of wind, De witte Kerstmisroos. Geen bloempje meer in weide of bosch! Slechts in haar doornenkleed Pronkt rustig 't roosje in hoogtijdsdos, Spijt alle winterleed. Zoo duldt ze en wacht de komst des tijds Dat weêr de zon zich wendt; Dan, weet ze, smelten sneeuw en ijs, En neemt de vorst een end. En daagt dat uur, neemt meer en meer Der nachten donker af, - Dan legt ze, vol van hoop, zich neêr, En zinkt tevreên in 't graf. Nu slaapt zij gaarn: van ver toch zag Zij 't voorjaar, dat haast naakt, En dat ook op een schoonen dag Haar eerlang wakker maakt! (Lingg.) Vorige Volgende