Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] Te Zeist. Bij een Herrnhuttersche begrafenis. Hoort gij gindsche horens klinken, Schettrende over bosch en veld, Daar de zon ter kim gaat zinken? Wien die Serenade geldt?.... Maar wat zeg ik? Neen, die galmen Zijn geen feestmuziek, 't zijn psalmen, Waar men mede grafwaarts leidt D' aan den kring ontvallen broeder, Voor wien de algemeene Moeder, De Aarde ginds het rustbed spreidt. - ‘Sombere aanblik op dees stonde, Zoo vol licht en lieflijkheid!’.... - Maar wie aldus spreken konde, Ziet die uitspraak hier weêrleid. Van geen rouw, geen droefheid wagen Zij, die 't lijk ten grave dragen Bij de klanken dier muzijk! 't Witte kleed, om 't huis gehangen, Dat den doode houdt omvangen, Blinkt, een bruidsgewaad gelijk! [pagina 207] [p. 207] - ‘Lief aanschouwen, zoo ten grave Als ten feestdisch heen te gaan! -’ Herrnhut! 't is de schoone gave, Uwen kindren toegestaan! Uwe Vaders, uwe Vromen Leerden niet slechts ze af, te schromen Voor den schrik van dood en graf, Maar zij leerden ze ook, 't in 't teeken Van hun uitvaart uit te spreken, Wat hun Hope in 't harte gaf. Ja, gij voedt het volst vertrouwen, Vrome Broeders, in uw hart, Of uw oogen 't reeds aanschouwen, Of 't uw handen tastbaar werd: ‘Zij, die in den Heere sterven, Sterven niet; neen! zij beërven 't Eeuwig leven; 't wacht hen daar, Waar hun feestdisch staat te toeven....’ Kleedt uw doode in 't wit, gij droeven! Blaas hem 't feestlied, zwarte schaar! Moge ook 't uitzicht donker wezen, Waar de dood zich mede omkleedt, 't Is een schijn, wie zou hem vreezen? Niemand, die zich Christen heet! Zoo gij treurend bij het graf staat, - Niet den doode, dien gij afstaat, Neen, uzelven geldt die traan. Niet Herrnhuttersch is die zede, Ze is slechts Christlijk en voegt mede Allen, die met Christus gaan. [pagina 208] [p. 208] Dus gij, Christen, scheidt ge uit 't leven, Verg uw vrienden niet, dat zij Juist een witte kist u geven, Met een witte doodskleedij: Zorg alleen, dat gij kunt zeggen; ‘Wie me in 't zwart moog' nederleggen, Zwarte kist, met zwart omhuld, Broeders, hij, dien ge uit zult dragen, Viert als feestlijksten der dagen, Dien gij “rouwdag” heeten zult!’ Vorige Volgende