Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdMaandag 28 april 1941- - -Ga naar voetnoot624 De critiek richt zich vooral op drie punten: a hoe kwam zulk een sterke Duitsche legermacht, zoo zwaar gemechaniseerd, in Noord-Afrika? b Waarom is men aan zoo'n hopelooze campagne in den Balkan begonnen? c Wat heeft Eden in 's hemels naam tijdens zijn maandenlang verblijf in de Near East bereikt en wat is de houding van de Turken? Het onder a genoemde is inderdaad volkomen onbegrijpelijk: men vraagt zich hier ernstig af, of de Duitschers door de Franschen in Tunis actief of passief zijn geholpen. Uitvoerige besprekingen met Minister Steenberghe en zijn medewerkers over de Indische tegenvoorstellen inzake de ravitailleering van het MoederlandGa naar voetnoot625; wij zullen nu wel spoedig daar orders plaatsen, zij het in het algemeen voor belangrijk geringere hoeveelheden dan daar aangenomen. Voor sommige Indische denkbeelden: aankoop daar van 300.000.000 sigaretten, van katjang idjoe als kindervoedsel (vitamine C), van zeep, voel ik heel veel, maar Handel en Nijverheid blijven wat sceptisch. Maar ook dat krijg ik t.z.t. wel door. - - - | |
Dinsdag 29 april 1941- - -Ga naar voetnoot626 In Griekenland loopt het snel af; het grootste ‘succes’ zal zijn, als men er zonder al te groote kleerscheuren goed uitkomt. | |
[pagina 291]
| |
Geluncht met Van de Stadt: op diens verzoek bestuurslid geworden van het Netherlands Welfare Committee voor Soldiers and Sailors, dat enorm veel doet om onze strijdkrachten en schepelingen het leven te veraangenamen door het verstrekken van boeken, spelen, versnaperingen, tochtjes in Engeland, enz. Het geld komt voor een groot deel uit Indië; Van de Stadt is voorzitter. Olyslager van de Mij. ‘Nederland’ vertelde mij, dat men graag een Nederlander zou hebben bij de vrijwillige brandwacht van de St. Paul's Kathedraal; men vond 't wel mooi als een geallieerde zou medewerken aan de bewaking van deze als symbolisch hoofdmonument van Londen beschouwde kerk; het is voor Woensdagavonds en dan kan Olyslager zelf niet wegens directievergadering. Ik snak er allang naar om naast mijn ‘papieren’ oorlogswerk ook eens een klein practisch steentje bij te dragen aan den oorlog en dit leek mij een eervolle en heel sympathieke baan. Ik heb het dus dadelijk aangenomen, intusschen bewust, dat het op St. Paul's, die tot dusverre op nogal wonderbaarlijke wijze aan vernieling is ontsnapt, af en toe wel eens wat ‘onrustig’ zal zijn. Maar ik ben overtuigd, dat jouw grootste wensch in dezen tijd zeker niet zou zijn, dat ik alleen voor mijn ‘veiligheid’ zorg. - - - |
|