Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdDonderdag 10 april 1941- - - Het is merkwaardig hoe de afwezigheid van Welter en vooral van Peekema mij heeft beïnvloed; ik heb, met hen samenwonende, onder een zwaren druk gestaan, dien ik nu pas tenvolle onderken. Welter heeft op alles altijd een uiterst sombere visie gehad met een sterke geergerdheid tegenover alles wat onze Britsche bondgenooten doen of nalaten en met te weinig realisatie, dat onze eigen Regeering in nog veel meer dingen te kort schiet dan de Britsche vrienden. Peekema was steeds een stuk erger: het is niet billijk hem pro-Duitsch of défaitist te noemen, want zijn denkbeelden zijn hem ingegeven door zijn eigen visie op ons Nederlandsch belang. Maar er is geen twijfel, dat hij voor een compromis met de Duitschers met een onafhankelijkheid t.a.v. ons bestuur in eigen land een aardig stuk nieuwe wereldorde zou accepteeren. Avond aan avond op Croxley Green heb ik die denkbeelden moeten bestrijden, totdat ik er volkomen beu van was. En nu ze weg zijn, voel ik toch, dat het gezamenlijk verblijf in Croxley Green ook mijn denkbeelden ietwat verwrongen heeft en dat ik de neiging had gekregen sommige zijden van de zaak te objectief te gaan zien. Voor mijn Minister kan ik het naar buiten met volle gerustheid opnemen, omdat | |
[pagina 279]
| |
zijn inzichten in hoofdzaak gezond zijn, al deel ik ze voor een deel niet; Peekema tracht ik, waar het pas heeft, uit collegialiteit ook te verdedigen, maar dat is erg moeilijk. Hij is op Stratton House even gehaat als bij velen in Indië, voor een groot deel ten onrechte, maar zijn optreden is heel vaak zeer hooghartig en cynisch en hij is geneigd bijkans ieder ander als quantité négligeable te beschouwen. Het blijkt mij, dat met andere departementen, vooral Buitenlandsche Zaken en Justitie, best is samen te werken, ook als men op zijn stuk blijft staan. - - -Ga naar voetnoot582 |
|