Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
Dinsdag 1 april 1941De economische oorlogvoering, welke ik nu een maand geleden van Peekema heb overgenomen, geeft heel wat extra werk en ik zal blij zijn als mijn door Batavia per vliegtuig via Amerika uitgezonden assistent voor dit werk hier aangekomen isGa naar voetnoot561. 't Is wel interessante arbeid en in directer verband met de oorlogvoering dan veel van mijn overige werkzaamheden: beperking van allerlei uitvoer naar Japan zoowel voor het tegengaan van doorvoer naar Duitschland als om Japan zelf te beletten belangrijke oorlogsvoorraden te verkrijgen; maatregelen tegen uitvoer naar Rusland (Wladiwostok), omdat dat ook grootendeels naar den vijand gaat; vooral rubber, tin, palmolie, copra, mangaanerts zijn belangrijk; toezicht op het verkrijgen van dieselolie door Japansche walvischvaarders (8 liefst), die dezer dagen in een Indische oliehaven komen; de walvischtraan schijnt geheel voor Duitschland te zijn bestemd. Gewapende tankers willen in Tarakan olie laden. Een ex-Roemeensch schip onder Panameesche vlag laadt copra voor Cuba en is wel verdacht, maar onder onze nogal stroeve bepalingen van prijsrecht ter zeeGa naar voetnoot562 juridisch moeilijk te grijpen (wij zullen vermoedelijk de Britsche admiraliteit waarschuwen als het uitvaart, dan kan die het schip pakken). Dat alles geeft heel wat te doen en moet bovendien snel geschieden. Hedenmiddag bezoek van onzen GezantGa naar voetnoot563, die vertelde, dat het Foreign Office de plannen voor militaire samenwerking van Engeland, Nederland en Australië, als één van de gebieden in Oost-Azië door Japan wordt aangevallenGa naar voetnoot564, in studie heeft en dadelijk aan Eden zullen worden voorgelegd, als hij terugkomt. Men wil nu van de V.S.A. een definitieve toezegging van hulp, als één van ons wordt aangevallen, maar meent, dat Amerika zich zelfs nu niet formeel zal willen binden. Sir Frederick Leith-Ross, de Engelsche Directeur Generaal van de Economische Oorlogvoering, die ik daarna bezocht, meent, dat de zaak met de V.S.A. wel in orde is. Hij verwacht voor 't moment geen Japansche aanval op Malaya of Nederlandsch-Indië, doch misschien wel op Burma, waarvoor de Japanners in China allerlei voorbereidingen schijnen te treffen. Hij vertelde mij een en ander over de onsympathieke houding van Darlan. |
|