Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdZondag 26 januari 1941Heb weer eens een langen brief aan jou geschreven over alles en nog wat, behalve natuurlijk over de groote vraag, die mij dag en nacht bezighoudt en jou zeker evenzeer: ‘wanneer houdt deze waanzin op? Wanneer zien we elkaar terug’? Weer onze Zondagsche, ja dagelijksche gesprekken over den toestand gevoerd: Welter houdt vol, dat de V.S.A., of liever Roosevelt persoonlijk, een groot pokerspel speelt met zijn ‘lease & lend’ bill; z.i. is de heele zaak opgezet om Engeland tegenover Duitschland een sterke onderhandelingspositie te geven met heel de V.S.A. en een president met dictatoriale macht achter zich: ‘als Ge Engeland verslaat, zijt Ge met ons niet klaar en dan duurt de oorlog toch nog jaren voort; wees dus redelijk in Uw eischen voor den vrede’. Misschien heeft hij wel gelijk. Daarin past wel de geweldige tam-tam over de Amerikaansche bewapening, die nog | |
[pagina 247]
| |
nauwelijks is begonnen (we hebben daarvan onweerlegbare bewijzen); daarin past de steun van Wendell Willkie aan Roosevelt, zijn tegenstander bij de verkiezingen; de rede van KennedyGa naar voetnoot482; de benoeming van Admiraal Leahy als Amerikaansch Ambassadeur in VichyGa naar voetnoot483 om Pétain te steunen, dat hij niet voorbarig vrede met Hitler sluit; daarin past misschien de benoeming van Halifax in Washington en zijn aanblijven als lid van het War Cabinet: Halifax is wél geschikt als onderhandelaar, niet om de Amerikanen ‘op te jutten’. |
|