Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdZondag 5 januari 1941Welter liet mij eenige brieven van onzen Premier aan den Britschen Minister of Home SecurityGa naar voetnoot461 lezen, waarbij vrijwel geëischt wordt een behoorlijk onderzoek naar schuld of onschuld van Nederlandsche geinterneerden, die al 8 maanden zonder onderzoek zijn opgesloten: men vraagt een onderzoek met inschakeling van de Nederlandsche consuls. Het geval Ir. van Duyn, waarbij een Nederlandsch ambtenaar zonder onze voorkennis en toestemming op 4/12 '40 is gevangengezetGa naar voetnoot462, wordt als ‘very serious’ gequalificeerd; overlegging van bewijsmateriaal wordt gevraagd en voorts wordt aangenomen, dat, nu die honderden anderen al zooveel maanden zitten zonder productie van bewijs, er wel geen bewijs zal zijn. De brieven zijn flink op pooten en, al had dit alles al veel en | |
[pagina 237]
| |
veel eerder moeten geschieden, het is voor ons een groote opluchting en voldoening, dat het tenslotte thans op krachtige wijze is geschied. Als men nu ook maar doorzet! In den namiddag vertrok ik met den trein naar Londen, waar ik op Stratton House in de shelter wilde overnachten, teneinde eerst 's avonds een aantal Underground-schuilplaatsen te bezoeken, zulks naar aanleiding van een dagbladartikel dat erge dingen over de toestanden beschreef: ik wilde dat met eigen oogen zien. |
|