Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdWoensdag 27 november 1940Heb vandaag een brief aan zoon Nev geschreven via Jeannie, geaddresseerd naar Beresteijn: ben benieuwd, of hij ooit terecht komt. Wat zal speciaal Nev veranderd en gegroeid zijn, als we elkaar weerzien! De deken van Liverpool heeft Van Kleffens geschreven over het schandelijke feit, dat nog steeds een paar honderd Hollanders hier opgesloten zitten, menschen, die in de eerste weken op verdenking van ‘5th columnists’ zijn gearresteerdGa naar voetnoot392 en waarvan onze Regeering zich feitelijk niets heeft aangetrokkenGa naar voetnoot393; velen zijn, naar verluidt, zelfs nog nooit verhoord. Het is in de eerste plaats onze schuld, dat die menschen daar nog altijd zitten, 't schijnt in heele vuile en verouderde gevangenissen. Nu een Engelsch geestelijke zich ervoor spant, flikkert er opeens zekere belangstelling op. De Ministerraad is begonnen met zich er thans een beetje warm over te maken en zal aanstaande Vrijdag Van 't Sant, onzen Fouché, vertrouwensman van de Koningin en hoofd van onze geheime rechercheGa naar voetnoot394 hier, erover hoorenGa naar voetnoot395; hij en Gerbrandy zijn hiervoor verantwoordelijk. Wij hebben ons - terecht - drukgemaakt over 't lot van de geïnterneerde Duitschers in Indië: hoe zal men later in Holland oordeelen over een Regeering, die vlak in haar buurt deze dingen lankmoedig heeft aanvaard? Hedenochtend met Lamping samen een bespreking gehad onder voorzitterschap van den economischen adviseur der Britsche Regeering, Sir Frederick Leith-Ross, over allerlei gezamenlijke economische onderwerpen: het groote vraagstuk van de koloniale overproductie in verband met het bijna geheel wegvallen van het Europeesche continent als | |
[pagina 205]
| |
afnemer, mede in verband met het zorgen voor voorraden om Europa dadelijk na den oorlog van levensmiddelen te kunnen voorzien; de Britten willen ten deze met ons samenwerken en wij zullen binnenkort opnieuw samenkomen. Ook werd behandeld het zeer netelige onderwerp van de contrabande-contrôle tegen Japan, waar Engeland erg op staat. Ik wees erop, dat wij stellig willen meewerken om te voorkomen, dat grondstoffen via Japan naar Duitschland gaan (Transsiberischen spoorweg), doch dat het noch in ons, noch in het Britsche belang is, als er moeilijkheden in den Pacific komen en dat wij deze zaak dus met groote voorzichtigheid moeten behandelen. Nog delicater is de hulp, welke Engeland en de V.S.A. ons vragen om te beletten, dat Japan oorlogsvoorraden, speciaal van rubber en tin vormt, nu wij van ganscher harte meewerken om Amerika van oorlogsstocks te voorzien. Wél is Japan formeel tot de ‘as’ toegetreden, maar ‘gedaan’ hebben zij ons nog niets. De Engelschen - vooral de aanwezige menschen van de Foreign Office - hadden begrip voor onze moeilijkheden, doch wezen op de groote hoeveelheden, welke Japan thans aan Indo-China heeft afgedwongen en op het ook voor ons onwenschelijke Japan te voorzien van goederen, waarmede het ons later zou kunnen bestrijden. Ik heb mij in dit moeilijke probleem voorloopig maar een beetje op de vlakte gehouden: ruzie krijgen is in dezen tijd gemakkelijk genoeg. In wezen hebben de Engelschen natuurlijk gelijk..... Leith-Ross vroeg nog, of bij een aanval van Japan op Nederlandsch-Indië onze olieterreinen onklaar zouden worden gemaakt: hierop kon ik hem geruststellenGa naar voetnoot396. De berichten over Japansche plannen tegen ons zijn weer niet al te best: een leelijk ding is ook, dat de Japanners met Duitsche toestemming Kotani - onzen ‘vriend’ Kotani - naar Den Haag hebben gezonden om de archieven van onze Regeering na te pluizen. Ik heb gelukkig voor zijn vertrek mijn heele Japansche archief op Koloniën laten verbranden, maar of anderen dat ook hebben gedaan?? |
|