Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
Dinsdag 12 november 1940Eén van de vreeselijkste dagen sedert mijn komst hier: een brief van Jeannie ten geleide van een brief van M. en F.Ga naar voetnoot363 die vertelt, dat mijn broêr Nev al sedert 29 Mei door de Duitschers is geïnterneerd. Ik was als lamgeslagen. Waarom?? Hij heeft zich nooit met de politiek bemoeid; was altijd even gematigd en rustig? Jodenvervolgingen waren er toen nog niet en ook thans zijn zij niet gedeporteerd, voor zoover wij weten. De interneeringen vanwege het gevangennemen van Duitschers in Indië waren nog niet aan den gang; van arrestaties van familieleden van Regeeringspersonen hier hebben wij nooit iets gehoord tot veel later. Toch denk ik, dat het om mij is en dat is een ontzettende obsessie. Moet ik terug zien te komen en mij aanmelden? Zullen zij Neville dan vrijlaten, zelfs als hij voor mij gevangen zit? Ik ben niet gevlucht, dat weet je toch! Ik heb heusch niet met een licht hart de instructies van de Regeering opgevolgd. Het was mijn plicht, tenminste dat dacht ik toen: later heb ik daaraan wel eens getwijfeld, als ik de impotentie van deze Regeering beschouw, maar toch ‘we carry on’ en ik weet niet, hoe 't met ons Rijk zou zijn gegaan, als wij niet weg waren getrokken. Ik besprak de zaak met mijn Minister, doch die is er fel tegen, dat ik naar Holland zie te komen en zegt trouwens, dat ik daarvoor geen ‘permit’ van de Britsche Regeering krijg en niet door Portugal, Spanje, Frankrijk en België naar Holland kom. Hij zal wel gelijk hebben. Maar 't is ontzettend: ik kan niets voor hem doen. Ik denk aan een brief aan Hamer (via Kaan) die thans N.S.B. hoofdcommissaris van politie in Den Haag moet zijn. Maar dat schijnt mij te gevaarlijk, ook voor jullie. Die arme LiesGa naar voetnoot364 en haar jongens! Opgewekt blijven; dóórwerken, vertrouwen. |
|