Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdMaandag 7 oktober 1940Peekema heeft ook een nota samengesteld over dezelfde zaken als mijne hierboven geplakteGa naar voetnoot269; Welter stuurt die aan zijn ambtgenooten rond; de mijne is wat uitvoerig en te scherp voor dit doel, maar de conclusies over het bedenkelijke van het gemis aan geregeld contact met de Britsche Regeering zijn ongeveer dezelfde. Misschien zal aan dit brandende vraagstuk nu eindelijk wat gedaan wordenGa naar voetnoot270. Bij de reconstructie van het kabinetGa naar voetnoot271 is de voorbereiding van de ravitailleering en behoeftenvoorziening van Holland na den vrede aan Steenberghe toegevallen: het is voor mij een beetje bitter, dat nu plotseling de ideeen, welke ik reeds op 14 Juli (blz. 140 en volgende, eerste deel) tot uiting bracht en die op 24 Juli door Steenberghe als ‘speculatief’ werden gekenmerktGa naar voetnoot272, nu door hem worden uitgewerkt en uitgevoerd op | |
[pagina 154]
| |
veel speculatiever wijze dan ik ooit had voorgesteld: hij wil nu voor £ 16 millioen goederen koopen, terwijl ik slechts de organisatie wilde gereedmaken en slechts dat definitief koopen, wat bij een aanstaanden vrede misschien moeilijk te krijgen zou zijn; ik heb speciale ervaring van dit soort werk en zou het graag uitvoeren. Men is begonnen het buiten Koloniën om te doen, maar heeft nu toch al bemerkt, dat men ons zeer noodig zal hebben. Maar gelukkig is, dat men nu toch eindelijk met dit belangrijke werk is begonnen; als het goed gebeurt, zullen wij Nederland bij een wapenstilstand dadelijk aan al het noodige kunnen helpen. |
|