Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdWoensdag 7 augustus 1940Italië is Britsch Somaliland binnengevallenGa naar voetnoot145; nu de Franschen in Oost-Afrika zijn weggevallenGa naar voetnoot146, zullen de Engelschen, aan alle zijden ingesloten, in dit deel van de wereld wel niet stand kunnen houden: het schijnt voorloopig niet overbelangrijk. Ernstiger is, dat men thans vanuit Lybië een inval in Egypte verwacht. Als Engeland hier vecht tot de laatste Egyptenaar is het gauw uit, want het zal erom gaan, wie harder loopen, de Italianen of de Egyptenaren: Engeland zal hier zelf de handen uit de mouwen moeten steken, tenzij de jongens uit de dominions en de soldaten uit India het voor hen kunnen opknappen. Dit zal wel een harde strijd worden en een van veel beteekenis. | |
[pagina 75]
| |
Japan schijnt nu in de eerste plaats Indo-China te bedreigen; zou Duitschland hun daar ten koste van Frankrijk de vrije hand laten en hen misschien toch liever niet in den Indischen Archipel zien? Laten wij het hopen. Ik had voor Welter een bespreking van hem met Stanley Bruce, den High Commissioner van Australië, gearrangeerd. Het scheen mij goed, dat zij elkander ontmoetten: misschien heeft men elkaar onverhoopt wel noodig in de naaste toekomst. Het gesprek schijnt trouwens ook heel nuttig te zijn geweest; als de Regeering in Londen nog eens voor onze zaken in Indië moet worden opgewarmd, kan eenheid van inzicht met Australië voor ons van belang blijken. Dit werd ook door Bruce volmondig erkend, evenals het feit, dat Londen geneigd is de Pacific-problemen en gevaren te onderschatten: in Australië heb ik reeds in 1936 een zelfde klacht tegenover Engeland vernomen. |
|