Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||||||
worden en de houding van Japan baart ernstige zorgen. Men is ernstig gegriefd, dat de prinses en haar kinderen naar Canada is gegaan en de uitnoodiging van Indië niet heeft aanvaard; men is terecht teleurgesteld, dat ons ‘Ministerie van Boekhouding’ geweigerd heeft de gevraagde voorschotten voor de Indische Defensie te gevenGa naar voetnoot95. Men vraagt zich af, of de Nederlandsche Regeering de grootheid van de vraagstukken begrijpt. You are telling me! Ik hoop, dat dit dagboek voor jou, Joke, eens het bewijs zal zijn dat althans sommigen van ons niet hebben nagelaten te vechten voor meer visie, meer geestdrift, meer dadendrang bij hen, van wie wij gehoopt hadden, dat ze ons zouden leiden, toen wij bereid bleken hen te volgen. Ik lunchte met een paar Afrikaners, de een van de Dominion Office, de ander de chargé d'affaires bij onze KoninginGa naar voetnoot96, voor Dr. van Broekhuizen, de gezant, die tijdelijk naar Zuid-Afrika is: zij bleken, evenals wij, nogal sceptisch tegenover de neiging hier in Engeland om den oorlog à outrance door te zetten, als een aannemelijke vrede mogelijk zou blijken; ‘aannemelijk’ in den zin, dat West-Europa weer geheel vrij zou worden en zekerheid zou kunnen worden verkregen tegen nieuwe agressie. Het woord van Hitler is uiteraard niets waard, maar men zou dan ook daden moeten eischen. Men zag, evenmin als velen van ons in, hoe één van beide partijen nog een beslissende overwinning kan behalen en hoe gaarne men het Hitlerisme zou willen vernietigen zag men niet in, hoe dat thans mogelijk zou zijn. Welter vertelde mij een en ander over Van Kleffens bezoek aan Halifax hedenmiddag: Halifax ziet weinig perspectief in onderhandelingen met Hitler; het is een oorlog tegen ‘evil spirits’. Toch ontkende hij niet, dat er informeel over vrede was gepolst, doch de Engelsche Regeering heeft niet geantwoord. Men vraagt zich af, of dit verstandig was .....Ga naar voetnoot97. Halifax rede van dezen avondGa naar voetnoot98 kon tóch wel uitgelegd worden, zóó dat de deur niet is dichtgeworpen, maar veel uitzicht op spoedig overleg zat er niet in. Het was verstandig echter, dat men hem en niet Churchill liet spre- | |||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||
ken, want Halifax is een gave, zeer Christelijke, zeer overtuigde figuur, die ook in Duitschland gerespecteerd wordt. Ik heb voor den Minister een analyse gemaakt van de situatie zooals ik haar thans zie; ik schrijf haar hierachter over: misschien zal zij later héél dwaas of heel juist lijken. | |||||||||||
‘Hitler's rede van 19 Juli, kansen op vredesonderhandelingen en Nederland's positie daartegenoverGa naar voetnoot99De volgende aanteekeningen gaan ervan uit, dat de Britsche Regeering, anders dan de Britsche pers het in het slot van Hitler's rede vervatte vredesvoorstel als meer beschouwt dan als een geste om zijn offensief tegen Engeland te rechtvaardigen. Indien Engeland dat voorstel als ernstig gemeend beschouwt en erop in wil gaan, beteekent dat nog geenszins, dat men aanstonds om de groene tafel zal zitten: het is zeer goed mogelijk, dat men Hitler wil nopen een begin te maken met zijn hachelijk ondernemen tegen Engeland. Wél zou een als ernstig bedoeld aanvaarden van het Duitsche aanbod beteekenen, dat Engeland van nu af aan gaat rekening houden met een vrede, die niet als hoofddoel heeft, de vernietiging van het nationaal-socialisme, zooals Duitschland feitelijk reeds heeft verklaard te willen rekening houden met een vrede, die niet primair den ondergang van de plutocratieën beoogt. Drie bijzondere, zelfs moeilijk te overschatten vorderingen zouden daarmede reeds zijn gemaakt:
De vraag schijnt wel gewettigd, óf het vredesaanbod van Hitler inderdaad ernstig gemeend is. Er is alle aanleiding om aan te nemen van wél. De economische toestand van Duitschland is ongetwijfeld slecht in den zin van zéér onbehagelijk voor de onderdanen en hij wordt, zeker in het tweede deel van | |||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||
den aanstaanden winter, nog veel slechter; het Duitsche volk is, van de economische zijde beschouwd reeds vier jaren in oorlog en al vóór den inval in Nederland wisten wij onomstootelijk, dat de burger het heel moeilijk had; er is geen sprake van, dat de verovering van heel Westen Noord-Europa den voedingstoestand voor den komenden winter veel verbeteren kan. De verliezen aan menschen zijn stellig zeer zwaar geweest en het was reeds vóór het op 10 Mei ingezette offensief bekend, dat men beducht was het volk de werkelijke verliezen in Polen voor te houden. Eclatante overwinningen, die geen vrede en welvaart brengen, behouden niet zoo heel lang hare populariteit. De Britsche blokkade, al zou zij thans 50% van hare effectiviteit hebben verloren, is toch nog zeker meer dan hinderlijk voor een continentaal blok van 180.000.000 zielen. Italië, dat militair ongetwijfeld groote waarde heeft door het binden van aanzienlijke Britsche strijdkrachten en vermoedelijk door het leveren van hulppersoneel voor het Duitsche luchtwapen, zal spoedig een blok aan Duitschland's been worden; de economische toestand was al ongunstig en de oorlog was al impopulair. De zonderlinge toestand is deze, dat Italië ten gevolge van de verhoudingen in de Middellandsche Zee eerst mét den vrede zijn buit zal kunnen sleepen. Corsica, een stuk Noord Afrika, Djiboeti, een plaats in de Suez-kanaal leiding, een strook wellicht van de Côte d'Azur. Bovendien heeft het niet de minste reden zijn bondgenoot te vertrouwen of erop te kunnen rekenen, dat het na een langen oorlog nog zou krijgen, hetgeen thans wel zou kunnen worden verworven. En tenslotte zal men zich ook in Duitschland wel geen illusies maken, dat het ‘fahren gegen England’ spelevaren zou zijn: had men die overwinning als een zeker en wel te verwezenlijken plan beschouwd, dan had men het eerst uitgevoerd, alvorens over vrede te spreken. Alle verhalen, dat Duitschland bereid zou zijn vlotweg een tot vier millioen man voor die verovering van Engeland op te offeren zijn in strijd met de ‘common sense’, aan welke de Duitschers in dezen oorlog hebben getoond geen gemis te hebben. Voor de Britsche Regeering zijn de redenen voor een vrede door overleg nog klemmender, doch is de weg naar de conferentiezaal veel moeilijker. Engeland zal bij zulk een vrede verschillende veren moeten laten, in de eerste plaats staartveren: het Britsche prestige krijgt, bij welken vrede ook die het met Hitler sluit, een geweldige klap. In het land zelf: de publieke opinie is nog geheel ingesteld op het wegjagen van het nazisme en op de heroïek van een verlost Europa. | |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
Wèl zijn er zeker veel Engelschen, die inwendige twijfelingen beginnen te krijgen en de Regeeringsuitspraken zijn reeds wat gematigder, doch ‘ultimate victory’ is nog steeds de inzet. Tenslotte is het land zelf nog nauwelijks geraakt en de doorsnee Engelschman ziet nog altijd de geheele wereld buiten Engeland als iets van de tweede orde. In de dominions, die ver af liggen, die zeer primitief, dus romantisch denken, wier jongelingsschap evenals in 1914-1918 hierheen is gekomen voor een soort kruistocht, zal de conceptie van een vrede, die Hitler niet alleen op zijn plaats laat, doch hem een groot deel van zijn buit laat behouden, weerzinwekkend zijn: men zal zeggen dat Engeland het inzetten van den strijd om eigen bodem niet heeft aangedurfd. In India zal het loslaten van den ideologischen strijd van Engeland vermoedelijk ernstige repercussies hebben. In de Vereenigde Staten en in Zuid-Amerika zal het gezag van Engeland wel de zwaarste slagen lijden.
Daar staat echter veel tegenover:
| |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
Het ongedekte tekort op de tusschentijdsche Engelsche begrooting is £ 800.000.000 en men weet ook niet, hoe men dat tekort zal dekken.
Voor hem, die dit alles bedenkt, zijn er voor beide partijen redenen te over om tot een vergelijk te komen en er is geen enkele reden om aan te nemen, dat het Nederland daarbij slecht behoeft te vergaan, wat zijn onafhankelijkheid betreft. Ook schijnt er geen reden om na een werkelijken vrede door vergelijk spoedig weer een nieuwen oorlog te verwachten. Ieder heeft er schoon genoeg van’. |
|