Vrijdag 12 juli 1940
De brief van de Koningin aan den Ministerraad hield in het z.g. ‘kleine plan’, volgens hetwelk een drie of viertal ministers, inclusief de Premier, maar zonder de minister van Buitenlandsche Zaken naar Indië zouden gaan.
Ik vond het een funest plan, dat elke aantrekkelijkheid van het ‘groote plan’ - Koningin met geheele Kabinet naar Indië - miste, waaraan elke conceptie van historische daad, van zich losmaken van aprioristische verbondenheid met Engeland en zich-zelf-zijn ontbrak, maar waaraan alle bezwaren kleefden van een verdeelen van de Regeering in zulk een tijd. Met groote meerderheid is het plan dan ook in den Ministerraad verworpen; maar toch heeft H.M.'s brief dit goede effect gehad, dat het kabinet eindelijk heeft besloten den brief te doen uitgaan, waarin nadrukkelijk de enorme voordeelen van het ‘groote plan’ werden uiteengezet en verdedigd.
Welter geeft de zaak geen schijn van kans; maar ik houd het op mijn van den aanvang af verkondigde stelling, dat het plan zóó rationeel en gaaf is, dat het tenslotte moet winnen en dat de Koningin voortdurend aan het wikken en wegen is. Juist haar onnoodig fel-afwijzende reacties, haar weigering om Haar raadslieden zelfs over de zaak te spreken, Haar volkomen - sit venia verbo - futiele redenen om te weigeren, zijn zoovele bewijzen, dat Haar weigering niet finaal is en dat de zaak Haar voortdurend bezighoudt. Ik sta in deze meening vrijwel alleen, maar ik zie daarin geen reden om niet te hopen.