met rust laten? Ik hoop het, ik geloof het zelfs een beetje. Maar wat overigens te gelooven van de Duitsche radio uit Nederland, die elken avond met het Wilhelmus schijnt te sluiten en die zoo geruststellend wil doen en tegelijk zoo sinister-dreigend is?
Ik voel, dat ik verkeerd doe zooveel over jullie te tobben, terwijl er millioenen jonge menschen in direct levensgevaar verkeeren en er elken dag tienduizenden worden afgeslacht in afschuwelijke omstandigheden, soldaten en burgers in België en Noord-Frankrijk.
Als ik maar wist, dat jullie veilig zijn en niet al te gedrukt; dat jullie te eten hebt en gezond zijn!
Dat jullie, ook Nev, bij elkaar zijn en elkaar helpen kunnen; dat jullie rust en kracht vinden in God, zooals ik die tracht, als maar tracht te vinden.
Aldoor, als ik alléén ben, pijnigt het mij, dat ik het zoo goed heb, terwijl ik van jullie niets weet.
Want goed heb ik het hier, juist nu.
Het is hier prachtig voor het open raam in den voorzomer: buiten golft het breede landschap van de Chiltern Hills; alle schakeeringen van groen: hooge dennen; zware beukebosschen; donkere heggen, slingerend over jadegroene weiden en zilvergroene, jonge graanakkers. Ochtendnevels tusschen de groepjes boomen. Over alles een bleekblauwe, wolkelooze hemel: zingende, tsjilpende, kwetterende, fluitende vogels, kraaiende hanen, geloei van koeien.
Beneden tusschen de paarse verbena, de gele brem, de terracotta muurbloemen in den Engelschen rotstuin, hippen wat wilde konijnen rond: daar zit het hier vol van. Rust, vrede, schoonheid - als jullie maar bij mij waren.
Niet heelemaal rust en vrede: héél ver weg hoor ik nu en dan doffe slagen, meer voelbaar dan hoorbaar, maar toch onheilspellend en dreigend: denkelijk komen zij van Duinkerken, waar de achterhoede van het Britsche expeditieleger standhoudt om den uittocht van de kameraden te dekken. Gruwelijk als nog nimmer een oorlog was; heldenmoed als nimmer te voren vertoond.
Hoe haat ik Hitler en zijn laaghartigen oorlog; alle ridderlijkheid, alle redelijkheid, elke trek van schuchter fatsoen en sportiviteit, van ‘playing the game’, van dieveneer, van verholen schaamte over zijn eigen daden, van bleeke herinnering aan den tijd, dat hij nog wroeging voelde, zooals de ergste misdadiger die moet kennen, zijn bij Hitler zoek; schuimbekkende waanzin, duistere wraakbegeerten, epileptische woedevlagen, blinde hoogmoed, naakt sadisme regeeren de wereld.