Journalistiek leven in Curaçao
(1944)–Joh. Hartog– Auteursrecht onbekend
[pagina 101]
| |
Curaçao's oudste drukkerij.Omtrent de drukkerij van de St. Eustatius Gazette is niet anders bekend, dan het adres, waar drukker Edward Luther Low zijn kunst ten uitvoer lei, nl. ‘naast den Heer Henry H. Haffey en bijna vlak tegenover de Heren Hardmah and Clarkson’, gelijk het blad met zulk een fijne nauwkeurigheid aanduidt in een tijd, dat er nog geen straatnummers waren, zo die op een klein eiland als St. Eustatius al nodig waren. De komst der eerste drukkerij op Curaçao is een enorme winst voor ons eiland geweest, al dankte men die komst aan een ramp. Op Witte Donderdag 26 Maart 1812 teisterde een aardbeving het nabij gelegen Venezuela. Een groot kwartier der hoofdstad Caracas werd in puinhopen veranderd en 12.000 lieden verloren er het leven. ‘Een SchotGa naar voetnoot1), William Lee, | |
[pagina 102]
| |
bevond zich tijdens dit ongeval te Curaçao met zijn drukpers’, zo schrijft De Curaçaosche Courant van 13 December 1862, waaruit men geneigd zou zijn op te maken, dat Lee een rondreizende drukker was, die enkele verplaatsbare toestellen had om te drukken, hetgeen feitelijk niet geloofwaardig voorkomt. In elk geval werd Lee's drukkerij verwoest, maar bleef de eigenlijke drukpers gespaard, zodat hij met het ding naar Curaçao overstak, waar hij des te gemakkelijker toegang had, omdat het onder Engels bewind stond: het tweede Engelse bewind, van 1 Januari 1807 tot 4 Maart 1816. Volgens De Curaçaosche Courant van 13 December 1862, is de komst der eerste drukkerij op Curaçao dus aan een natuurramp te wijten. In een vroeger nummer van hetzelfde blad, De Curaçaosche Courant van 9 December 1837 evenwel wordt een geheel andere oorzaak opgegeven. Daar leest men: ‘Deze onderneming werd begonnen door wijlen den Heer William Lee, die in Caracas een drukkerij had opgericht doch die na de nederlaag der Independenten in 1812 zijn toevlucht tot dit eiland had genomen.’ Een geheel andere reden dus: een politieke quaestie, waarbij de Schot William Lee misschien niet rechtstreeks betrokken was, maar ten aanzien waarvan hij - die mogelijk met zijn drukpers op de verliezende partij gewed had - het toch maar beter achtte haar te ontvluchten. Welke van beide redenen de juiste is, schijnt niet meer uit te maken. Men staat hier dus voor het merkwaardige geval, dat een blad de geschiedenis van zijn eigen ontstaan niet meer weet. Dit doet zich meer voor op Curaçao, maar ook elders. M. van Meerdervoort, die in zijn ‘Het Bolwerk van den Blinden Pionier’ (Hilversum 1936), de katholieke pers in Nederland beschrijft, stuitte op dezelfde moeilijkheid in Nederland, waar wèl archieven zijn! | |
[pagina 103]
| |
Hij schrijft op blz. 105 van zijn boek: ‘Een jaartal dat bladen in de kop weergeven, stemt lang niet altijd overeen met de feitelijke stichtingsdatum. De motivering van dit verschil is niet altijd te ontraadselen geweest. Voorts geven sommige bladen in speciale edities bij diverse jubilea en herdenkingsdata over de geschiedenis van hun eigen blad geheel andersluidende feiten, terwijl wij moesten constateren, dat de jongste publicaties dan niet altijd de juiste waren’. Zo dit laatste ook van de komst der eerste drukkerij op Curaçao zou gelden zou dus niet een natuurramp doch een revolutie de oorzaak geweest zijn, evenals...... in de loop dierzelfde 19e eeuw zovele revoluties in Venezuela drukkerijen en kranten op Curaçao in het leven riepen. | |
Boven de huidige Ritz-bar stond Curaçao's eerste drukkerij.In elk geval had Curaçao in 1812 zijn eerste eigen drukkerij. Zij werd gevestigd aan de Herenstraat No. 20 (boven de tegenwoordige Ritz-bar). Gedurende 117 jaren heeft de drukkerij van De Curaçaosche Courant daar op de bovenverdieping gestaan. In 1929 werd zij overgebracht naar haar tegenwoordige plaats achter de Fortkerk. Het eerste nummer van De Curaçaosche Courant kwam nog hetzelfde jaar op 11 December 1812 uit. Het was het eerste drukwerk ooit op Curaçao verschenen. Journalistiek gesproken was er plaats voor een krant. De wereld stond in rep en roer. Napoleon hield zijn tocht naar Rusland, revoluties braken uit in bijna alle Europese en Zuidamerikaanse landen, de Turkse quaestie hield allen gespannen en zo vele zaken meer. En zo meende Lee geredelijk te mogen rekenen op de bijval des publieks. Niet echter alzo, gelijk blijken zal. Lee stelde zijn krant, die hij ‘The Curaçao Gazette and Commercial Advertiser’ noemde, in het Engels, doch in ver- | |
[pagina 104]
| |
taling luidde zijn nu historisch geworden hoofdartikel van 11 December 1812 - het eerste op Curaçao - als volgt: | |
Curaçao's eerste hoofdartikel.‘Het genoegen, dat de meeste mensen ondervinden bij het gebruik van een krant, spruit voornamelijk voort uit de kennis van de velerlei handelingen van de staatkundige, militaire, letterkundige en handelswereld. Onze verbeelding kan ternauwernood een belangwekkender onderwerp hebben dan het volgen van de voortgang van een leger met al de wisselvalligheden van de veldtocht, of met het beschouwen van de onvervaarde en stoute achtervolging van de vijanden zijns lands door de zeelui op de woedende baren van de grenzenloze oceaan, of te zien hoe zij hen in hun eigen havens blokkeren met onverwinbaar geduld en onuitputtelijke geest. Voor niemand is het van groter belang dan de stand van zaken in binnen- en buitenland te leren kennen, dan voor den koopman. Hij bemerkt, dat het in zijn voordeel is te weten, waar hij die handelsartikelen kan verwerven, welke het best bij zijn plannen passen, op welke markt hij voor de hoogste prijs kan verkopen hetgeen hij bezit. Voor den staatsman is het van wezenlijke noodzaak zich te vergewissen van de bestuursstelsels in de verschillende delen der aarde, van de bronnen van een land, deszelfs sterkte, middelen en alles wat berekend dient te worden om een oorlog te voeren. Het is evenwel niet ieders bestemming Koopman of Staatsman te zijn, doch dit neemt het nut niet weg zich de kennis die van zo wezenlijk belang is voor dit of dat, te bezitten en toe te eigenen. Deze moet men over het algemeen uit dezelfde bron putten: een krant, en zij levert ongeveer een gelijke maar van voldoening voor allen. | |
[pagina 105]
| |
Het gebruik van staatkundige en commerciële publicaties strekt tot verlichting van het begrip, tot verbreding van inzicht en het verdrijft die engheid van verstand, welke het kenmerk is dergenen, wier gedachten nimmer de grenzen van hun eigen zaak hebben overschreden. Opzet van dit blad is niemand, wie hij ook zij, te belasteren of te kwetsen, direct noch indirect. Indien domheid en ondeugd soms gestriemd zullen worden, zal dit zo gedaan worden, dat aan maatschappij noch enkeling nadeel wordt berokkend. Overvloedige bemoediging is er voor ieder, wien het goeddunkt, om elke nuttige en voor openbaarmaking bestemde gedachte, te doen afkondigen en wie geneigd is zulke gedachten aan den Redacteur mede te delen, kan rekenen op volle aandacht. Het doel van den Drukker is gericht op de hoop de welwillendheid te verwerven van het Publiek en in het biezonder van zijn intekenaren alsook van allen die hem zullen begunstigen met hun bestellingen, voor het bereiken van welk doel thans alle vereisten gereed zijn om ze vlug en wel verzorgd naar de wensen van het Publiek uit te voeren.
William Lee.
*** | |
Tegenslagen en vroege dood van Curaçao's eersten Journalist.Hoe prikkelend het genoegen was, dat Lee meende te zien in de ontwikkeling der kennis van de velerlei handelingen van staatslieden, krijgers, letterkundigen en kooplieden, en hoe vanzelfsprekend ons thans Lee's uitlatingen voorkomen, het publiek, aan hetwelk Lee zijn nederige diensten had aangeboden, reageerde slechts matig. Lee, die in zijn persoon de naar huidige journalistieke standaard onverenigbare functies van eigenaar, drukker en redacteur verenigde, die de redactie voerde en er tevens een instituut voor handels- | |
[pagina 106]
| |
drukwerk op na hield, had al terstond met grote financiële tegenslagen te worstelen, gelijk uit het vervolg zal blijken. Gelukkig was de drukkerij er en zij bleef er, zodat de drukkerij van De Curaçaosche Courant, thans sedert 1929 in het Fort Amsterdam achter de Protestantse Kerk gevestigd, de oudste van ons eiland is. Lee maakte het niet lang. Hij was gehuwd met een Curaçaose, Margaritha Wilhelmina Engelbronn. Het burgerlijk huwelijk werd op Curaçao voltrokken op 21 April 1822. Getuigen bij de ondertrouw waren John Corser en William MacWhinter aan de kant van den bruidegom en Joseph Möller en Maria Wilhelmina Kamphuisen (weduwe van Johannes Adrianus Engelbronn) aan de kant der bruid. Nog geen twee jaar zijn ze gehuwd geweest, want op 37-jarige leeftijd stierf William Lee op 5 Augustus 1823. Hij is op Curaçao begraven op de Zuid-Oost hoek van het Protestantse kerkhof op Berg Altena. Op zijn graf, gebeiteld op een blauwe arduinsteen, leest men het volgende inschrift: Sacred Daar rust de man, die voor het eerst een drukkerij op Curaçao gebracht heeft, de eerste drukker, uitgever en redacteur. | |
[pagina 107]
| |
Sedert 1818 werkten er op Lee's drukkerij echter A.L. Statius Muller en J.F. Neuman (Neumañ komt ook voor) Wzn., die in dienst bleven van Lee's weduwe. Mevrouw Lee overleed na tien jaren op 29 Juli 1833. Beide genoemde heren werden toen door aankoop eigenaren van de drukkerij en dus ook van de krant. In de Familie Neuman is de drukkerij, die van tijd tot tijd van nieuwer materiaal voorzien werd, gebleven. Als eigenaren na genoemde Heren A.L. Statius Muller en J.F. Neuman Wzn., vindt men vermeld A.L. Statius Muller & C.J. & A.H. Neuman Fzn., dan C.J. & A.W. Neuman Fzn. (Statius Muller is er toen dus uitgegaan), en tenslotte J.P.E. Neuman, van wien in 1908 Cornelis Gorsira de gehele onderneming gekocht heeft. Deze C. Gorsira overleed in 1919, waarna zijn zoon Pieter Carel Gorsira de zaak voortzette onder de naam Weduwe C. Gorsira of Erven C. Gorsira. Deze Pieter Carel Gorsira deed veel voor verbetering van het bedrijf en liet gelijk opgemerkt in 1929 de drukkerij van het perceel Herenstraat 20 naar achter de Fortkerk verhuizen. In 1938 is Pieter Carel Gorsira zelf eigenaar van het bedrijf geworden. In 1939 kocht Pieter C. Gorsira de oude maar zeer goed ingerichte Tipografia Mercantil van wijlen Otto Cras op, waarvan De Stad N.V. gemaakt werd en door middel van deze drukkerij kocht hij er op 30 Maart 1944 nog de in 1937 door Paul Blok gestichte drukkerij Blok bij, zodat Pieter C. Gorsira de grootste drukker van Curaçao is geworden. | |
Eerste drukkerij van het Vicariaat.Het zou tot 1843 duren eer een tweede drukkerij op Curaçao kwam. In 1843 stichtte Mgr. Martinus J. Niewindt, de eerste Apostolisch Vicarius van Curaçao een drukkerij te Barber (G.J.M. Dahlhaus O.P., Levensschets, blz. 304). Heeft Mgr. Niewindt reeds voordien een drukkerijtje gehad? Hij heeft in 1825 een catechismus in het Papiament doen | |
[pagina 108]
| |
drukken, waarvan een exemplaar in de Archieven van het Apostolisch Vicariaat Curaçao berust. Het boekje is zeer primitief gedrukt, doch wáár is niet meer te achterhalen. In Nederland werd juist de grote strijd der pers, met name die der Katholieke pers gevoerd. Het was de tijd van Joachim G. Le Sage ten Broek, den pionier der katholieke pers in Nederland, die tevens opkwam voor vrije school, een strijd die ook hier later zou moeten worden gestreden en waartoe Mgr. Niewindt die op alles bedacht was - zijn betekenis voor Curaçao is slechts bij benadering te vatten - reeds de wapenen smeedde. Deze drukkerij werd - hoe ongelooflijk het ook schijnen mag - in Barber gevestigd, in die dagen van nog gebrekkiger vervoer dan thans ver uit het middelpunt der samenleving gelegen. Mgr. Niewindt, die zijn drukkerij stichtte ter voorziening in school- en kerkboeken, zal niet hebben kunnen dromen van een blad en nog minder zal deze kerkvoogd voorzien hebben, hoe uit zijn schamele ‘Drukkerij van het Vicariaat’ bijna een eeuw later - 98 jaar - een der best geoutilleerde drukkerijen van Curaçao zou groeien. waar behalve een eigen katholiek dagblad, nog een reeks van weekbladen en andere uitgaven verschijnt. Het merkwaardige is, dat er geen enkel product van deze drukkerij met name bekend is. Toch weet men uit de kroniekboeken van het Apostolisch Vicariaat, dat er in 1853, tien jaar na de oprichting dus, al twee drukkers en een jongen werkten. Er werd dus blijkbaar hard gewerkt. In 1870 onder den eersten Dominicaansen Apostolisch Vicarius, Mgr. Petrus A.H.J. van Ewijk O.P., was de drukkerij nog te Barber. In het begin van 1871 of 72 werd zij verplaatst en kwam zij onder het Vicariaatshuis aan de Waterkant (het tegenwoordige Brionplein, dat in 1921 naar den groten Curaçaosen held werd hernoemd). In 1875 werd zij al weer verplaatst en wel naar Pietermaai in een der huurhuisjes aan de Zuidkant der kerk. In | |
[pagina 109]
| |
1883 kwam zij onder de Club der St. Jozef-gezellenvereniging eveneens op Pietermaai. Toen in 1884 de jongensschool te Pietermaai begon, werd de drukkerij terug geplaatst naar een huurhuisje aan de Zuidkant der kerk, totdat besloten werd alles te verkopen aan Agustin Bethencourt, waar verder alles, ook de eind 1883 opgerichte Amigoe di Curaçao, zou worden gedrukt. Met Bethencourt werd een contract gemaakt om voor 30 gulden 200 exemplaren van de ‘Amigoe di Curaçao’ te drukken! Alras werden meer kranten gedrukt, zowel de oude ‘La Union’ (nr. 40) van den groten Pater Ludovicus Jansen O.P., als nadat deze gestaakt was, het te felle blaadje ‘La Luz’ (nr. 72), dat wel menende katholieke leken stichtten om de aanrandingen van geloof en zeden, zoals die gepleegd werden door een menigte andere bladen (De Vrijmoedige, De Wekker e.a.) te lijf te gaan. De financiers dezer bladen bewerkten Bethencourt de Amigoe di Curaçao niet meer te drukken; La Luz was na tien moedige uitvallen reeds ondergegaan, gelijk in ‘Gouden Jubileum der Dominicaner Missie’ (Nijmegen 1920) op blz. 173 beschreven staat. | |
Tweede Drukkerij van het Vicariaat.Het is Mgr. Ambrosius J.J. van Baars O.P. geweest, die op 1 April 1900 een eigen drukkerij stichtte. De ‘Drukkerij van het Apostolisch Vicariaat’ was herrezen. Zij kwam in een huurhuisje aan de Consciëntiesteeg, vrijwel op dezelfde plaats als thans de Paulusdrukkerij. Kort daarna werd zij verplaatst naar de voormalige school van Van den Donk (dit is onder de kwartieren van den voorzitter van de R.K. Volksbond tegenover de St. Annakerk aan de overzijde van de Consciëntiesteeg op no. 35). In 1909 kwam de Drukkerij van het Vicariaat onder de kundige leiding van Frater Maria Romualdus (Bogaers). Deze bracht in 1919 de drukkerij van het Vicariaat over | |
[pagina 110]
| |
naar het in 1886 gestichte St. Thomascollege waar zij tot Februari 1941 bleef. Inmiddels was Frater M. Romualdus opgevolgd door Frater Maria Dominicus (Donders), die de drukkerij zonder dat een der vele uitgaven gestaakt behoefde te worden in de loop van Februari 1941 bij gedeelten overbracht naar het inmiddels opgetrokken gebouw der Paulus-drukkerij aan de Consciëntiesteeg, waar een gedeelte der vroegere huurhuisjes was afgebroken. De sedert 1931 regerende kerkvoogd, Mgr. Petrus I. Verriet O.P., had maatregelen getroffen het werk zijner voorgangers in letterlijke zin uit te bouwen, door aan de Consciëntiesteeg een afzonderlijk gebouw te stichten, waarin zowel de geheel heringerichte Drukkerij van het Vicariaat alsook de redactiekantoren van het te stichten katholieke dagblad van de Curaçaose eilanden zouden worden gehuisvest. Een gelukkige omstandigheid bracht mede, dat de nieuwe drukpers aankwam vóór de tweede oorlog haar komst voor onbepaalde tijd zou hebben uitgesteld. Voortaan werd de Drukkerij van het Vicariaat de Paulusdrukkerij geheten, die eerst gesteld werd onder den te vroeg overleden Pater Irenaeus de Bruyn O.P., sedert diens dood op 25 Januari 1943, onder den Heer Martinus Maat en na diens vertrek naar Suriname in Juni 1943 onder den Heer Johannes A.M. Hart, tevens een der redacteuren van Dagblad Amigoe di Curaçao, met den Heer Paul Blok als bedrijfsleider De laatste verliet in Juni 1945 het bedrijf. Het zaad door Mgr. Niewindt in 1843 in de harde rotsbodem van Curaçao geplant, was opgewassen tot een boom. Na 1900 is de R.K. Missie niet meer van anderen afhankelijk geweest voor haar drukwerk. Het is onvermijdelijk om in deze proeve van een geschiedenis der Curaçaose pers het een en ander te zeggen over de drukkerijen, uit wier wisselvalligheden zovele raadselen | |
[pagina 111]
| |
op het nog onontgonnen gebied der journalistieke geschiedbeschrijving van Curaçao verklaard worden. | |
‘Bethencourt e Hijos’.Reeds werd opgemerkt, hoe Venezolaanse uitwijkelingen hier van tijd tot tijd een soort ondergrondse pers begonnen. Wanneer het oogmerk dezer lieden gelukt was bij een der vele omwentelingen in het thans gelukkig tot een stabiele en moderne staat uitgegroeide Venezuela, waren er niet steeds terstond nieuwe uitwijkelingen om een volgende coup voor te bereiden. De eigenaars der drukkerijtjes zochten dus mensen op Curaçao, die meestal niet veel in hun mars hadden, doch voldoende vlotheid bezaten een en ander te schrijven, teneinde hun drukpers rendabel te maken. Omstreeks 1860 is op Curaçao de grote Drukkerij Agustin Bethencourt e hijos ontstaan. Agustin Bethencourt, geboortig van de Canarische eilanden, reisde naar Venezuela. Toen het hem daar niet gelukte aan de slag te komen, wilde hij terug gaan naar zijn geboorteland en vertrok daarom naar Curaçao teneinde een scheepsgelegenheid af te wachten. Al wachtende zag hij de kansen schoon op Curaçao en ondernemend als de Bethencourts nog zijn, begon hij een boekhandel op de plaats, waar thans het Helfrichplein is (het Helfrichplein ontstond door sanering 15 April 1939). Aan deze boekhandel werd alras een drukkerij verbonden met machinerieën uit de Verenigde Staten, waaraan later door aankoop de oude ‘Drukkerij van het Vicariaat’ (de eerste dus) werd toegevoegd. Deze drukkerij werd een van de grootste ondernemingen van ons eiland. Alles van enig belang werd daar gedrukt. Uit de ondernemingsgeest der Bethencourts werd Curaçao's eerste blijvende dagblad geboren (nr. 14). Bethencourt e Hijos (en zonen, nl. Agustin Jr., Miguel, Rafael en Pascual) drukten veel, zoals de lezer van de afge- | |
[pagina 112]
| |
drukte lijst zal hebben bemerkt. Veel, waarvan thans de drukkerij niet meer bekend is, is zeker ook daar gedrukt. Tot 1933 heeft deze drukkerij bestaan, toen zij verkocht werd aan Mozes Michael (‘Momon’) Pinedo. De huidige drukkerij aan de hoek Helfrichplein-Kerkstraat is er nog van over. In Februari 1945 heeft deze drukkerij Boletin Comercial haar eerste linotype gekregen. Tot dan toe was het blad altijd met de hand gezet. De boekhandel werd verplaatst naar Herenstraat 16, en is thans eigendom van Ricardo A. Bethencourt, een zoon van genoemden Miguel (leeft nog) en kleinzoon van den stichter Agustin Bethencourt, over wiens leven en werken - hij is feitelijk de grondlegger van de dagbladpers op Curaçao - in hoofdstuk VII uitvoeriger wordt geschreven. | |
Mechanisatie van het bedrijf.Een veelbewogen geschiedenis kent de Tipografia Americana aan de Boerhaavestraat, Otrabanda. Zekere Douwe Zalm, geboren in 1870 op Curaçao maar uit Nederlandse ouders, ging aanvankelijk als leerjongen bij Agustin Bethencourt e Hijos in de drukkerij werken. Daarna werd hij fortbewaker op het Fort Nassau, een ongeveer zestig meter hoge alleenstaande heuvel. Zes jaren zat Douwe Zalm met vrouw en kinderen daar in de hoogte, tot zijn kinderen zo mensenschuw werden, dat de fortpoorten gesloten werden voor ieder die naar boven klom. Douwe ging daarom in de stad wonen. Hij besloot naar de drukkerij terug te gaan. Dit besluit heeft geleid tot een omwenteling in het Curaçaose drukkerijwezen, waar tot dan toe alles met de hand gedaan moest worden. Eerst ging Douwe werken op de drukkerij van de Curaçaosche Courant bij Cornelis Gorsira, die deze drukkerij in 1908 gekocht had van J.P.E. Neuman. Deze drukkerij stond toen nog in de huidige Herenstraat 20. Douwe werd hier, wat men dan noemt, de ziel van deze drukkerij. | |
[pagina t.o. 112]
| |
11. Verschillende bladen van het eiland Aruba.
| |
[pagina t.o. 113]
| |
12. Oude Joodse bladen van Curaçao (nrs. 42 en 2).
| |
[pagina 113]
| |
Aan de Handelskade, de toenmalige Waterkant, had Johannes Hendrik (‘Jantji’) Jonckheer zijn eigen drukkerij, waar o.a. de zes tijdschriften die de Gebroeders Jonckheer in de loop der jaren beproefden, gedrukt werden. Uit een aanbod deze drukkerij te kopen volgde een langdurige verwikkeling met het uiteindelijk gevolg, dat Cornelis Gorsira het goede materiaal ervan kocht. Dit was het begin op de weg der Gorsira's om een reeks drukkerijen te kopen: in 1939 De Stad N.V., in 1944 Paul Bloks drukkerij. Freddy Salas kocht ook een en ander en stichtte een eigen Drukkerij Elite (nrs. 138-141). Douwe Zalm kocht wat er toen nog over was en begon eveneens een eigen drukkerijtje, dat hij Tipografia Americana noemde. Drukkerij Elite kwam later ook aan Zalm, wiens drukkerij zich zo uitbreidde, dat hij al spoedig een olie-motor kon kopen. Het ding staat als een merkwaardigheid nog altoos in Zalms drukkerij. ‘De motor had dit voordeel, dat ik 's avonds ook electrisch licht kon branden om de boeken bij te houden’, vertelde Zalm. Douwe Zalm had zakelijke betrekkingen met een klant, Gilberto Z. de Jongh, die tenslotte met het plan kwam een grote drukkerij op te zetten. Douwe zou technisch raadsman zijn en nam tevens deel in het kapitaal. De Jongh hielp verder, samen met Jorge B. Suarez. Electrisch materiaal werd aangekocht. De drukkerij, die aan de Bredestraat 128, Overzijde, kwam te staan, werd daarom als biezonderheid de Tipografia Eléctrica genoemd. Dat was in 1929. Het andere deel van West-Indië, Suriname, zou eerst in 1943 dank zij het initiatief van den oprichter van Suriname's dagblad Het Nieuws, de eerste electrische linotype krijgen. Thuis had Douwe Zalm evenwel ook nog drukkerijmateriaal staan. Daaruit groeide zijn Tipografía Americana, die, toen Douwe Zalm in 1934 geheel uit het verband der Tipografia Eléctrica was getreden, een van de aardigst toegeruste drukkerijen voor smoutwerk werd. Een kans, toen | |
[pagina 114]
| |
Pieter C. Gorsira in 1939 de voormalige drukkerij van Otto Cras, later De Stad, opkocht, benutte Douwe Zalm om een oude electrisch lopende vlakpers te kopen. Dat was nog een oude pers van de Vicariaatsdrukkerij, die indertijd uit Parijs besteld langs verschillende drukkerijen thans nog altijd loopt aan de Boerhaavestraat, waar Douwe Zalm een nieuwe drukkerij bouwde, toen de eerste aan de Rodeweg was afgebrand. Het is er rustig in het drukkerszaaltje van den levendigen Douwe Zalm, die al 74 jaar oud is, maar nog elke ochtend naar zijn drukkerij tijgt. Daar wordt alles schoon gehouden, daar glimmen de machines, daar ratelt geen zetmachine en daar dreunen geen persen. Eenmaal per week wordt de oude electrische vlakpers ingeschakeld om een blad te drukken als La Prensa Libre, de Sportkoerier e.d. Verder verzorgt deze patriarch van het Curaçaose drukkerswezen het handelsdrukwerk - en zijn gezin, waarvan alle leden, vrouw, zonen en dochteren, het drukkersvak in alle finesses kennen. Tot de aangetrouwde kinderen toe moeten het vak leren, alsmede hun kleinkinderen. Er is geen Zalm, die de letterkast niet kent, die de degel- of de vlakpers niet kan hanteren. Het is de geestdrift van het persoonlijk bedrijf. In de grote wereld kent men die niet meer. De wijzers van de klok en niet meer de toewijding en de geestdrift van iets tot stand te brengen bepalen ijver en werkkracht. Ook in de kleine omgeving van Curaçao is dit ideaal aan het verdwijnen. Maar alleen staat de 74-jarige drukker 's morgens en 's middags en 's avonds aan de letterkast. Alleen de duiventil voor de deur van zijn drukkerij is verpozing. Met zorg worden de lettertjes gepoetst en worden de eenvoudige druk-ordertjes - honderd visite kaartjes, een verlovingsaankondiging, een feestprogramma - samengesteld met het geduld van den minnaar van het vak. Ouderwets zijn vaak de typen, die nog glimmend als nieuw in de kastjes liggen en wier schoonheid die van een voorbij gegaan geslacht is. Uit een oude map komen de proeven van Douwe Zalms smoutwerk. Strelend | |
[pagina 115]
| |
gaan Douwe's handen dan over de eenvoudige drukwerkjes. Hij treft er een, waar de letters met verhoging zijn gedrukt. ‘Dat heb ik ook hier op Curaçao het eerst ingevoerd; kijk daar staat de machine boven op die kast. Maar ik ben er de laatste tijd mede opgehouden, mijn ogen worden er te oud voor. Mijn kinderen gaan het nu doen.’ Na de drukkerijen de kranten. De komst der drukkerijen is niet alleen aan grote kapitaalkrachtige instellingen te danken geweest, maar ook aan die eenzame geestdriftigen, die hun leven en werken en al hun tijd aan het grote cultuurwerk hebben verpand, hetwelk belichaamd wordt in een drukkerij. | |
Andere Drukkerijen.Hiernaast ontstonden kleinere drukkerijtjes zoals van Willem C. Grünings, de Voz di Pueblo, van Evertsz en van Casten D. Meyer en van El Impercial, althans voor zover uit de wirwar van elkander dikwerf tegensprekende herinneringen kan worden geconcludeerd. De huidige drukkerijen van groter belang en bekwame vakleiding zijn eerst later ontstaan. Zij bestaan ook geenszins meer dank zij mogelijken lieden, die wat schrijven opdat haar pers kan draaien. Veeleer mag iemand thans blij zijn, wanneer hij iets gedrukt kan krijgen. Genoemd dienen nog te worden ‘De Stad N.V.’ ontstaan uit de door Otto Cras gestichte Tipografia Mercantil, op dezelfde plaats als thans De Stad, Kerkstraat 10. Otto Cras stierf jeugdig in 1937, waarna zijn moeder met hulp van Otto Cras' vriend Ildefonso A.A. (‘Dries’) Kramers (redacteur van De Curaçaosche Volkskrant, nr. 128), de zaak voortzette tot 1939, toen alles aangekocht werd door Pieter C. Gorsira (ook directeur van de drukkerij De Curaçaosche Courant), die er Dukkerij De stad N.V. van maakte in December 1939. | |
[pagina 116]
| |
Drukkerij Blok, opgericht Januari 1937 door Paul Blok, die op 30 Maart 1944 zijn zaak bij gebrek aan personeel moest overdoen aan De Stad N.V., zodat Pieter C. Gorsira hierdoor drie drukkerijen onder zich kreeg. Tipografía Eléctrica N.V., waarover hiervoor reeds sprake was (gesticht in 1929 door Gilberto Z. de Jongh, Douwe Zalm en Jorge B. Suarez; sedert 1934 geheel in handen van Gilberto Z. de Jongh) en Drukkerij Scherpenheuvel (gesticht 1923 voor de jongens van het gesticht, maar langzamerhand geheel uitgebreid). Van de vroegere drukkerijen zijn nog te vermelden: Imprenta del Comercio (Imparcial verscheen daar), Imprenta del Pueblo (waar Civilisadó verscheen), Imprenta de la Librería, Imprenta El Canal, Internationale /Drukkerij, Imprenta W.C. Grünings, Drukkerij Excelsior, Tipografia Mercantil (van Otto Cras, later de Erven Otto Cras), Tipo grafia Nacional, Tipografia Elite. Meestal zijn dit dus druk kerijen die naar het enige daar verschijnende blad genoemd werden. Journalistiek en drukkersvak waren toen veel een personele unie! | |
Op Aruba te weinig drukfaciliteiten.Het enige andere eiland van Curaçao, waar nog gedrukt kan worden, is Aruba. In San Nicolaas heeft men de drukkerij der N.V. Arubase Drukkerij en Uitgeverij, waar o.a. de Aruba Post verschijnt. In Oranjestad heeft men de General Printing Company. Alleen eerst genoemde drukkerij bezit een oude linotype. Het wel verzorgde blad Esso News wordt dan ook op Curaçao gedrukt en vandaar naar Aruba gezonden. Met uitzondering van Catholic News Bulletin en De Lasso wordt op Aruba bijna alles gestencild. Veel particulier drukwerk wordt thans in de Verenigde Staten besteld. Aruba bezit voorts nog een aantal kleinere drukkerijen zonder veel faciliteiten. Aruba heeft nimmer | |
[pagina 117]
| |
voorbeeld tegen het einde der vorige eeuw op Curaçao viel waar te nemen. | |
Stencillen de enige oplossing.Naar uit de aankondiging van de St. Eustatius-Gazette blijkt, bezat St. Maarten in 1790 een drukkerij ‘nearly opposite Messrs. Hardmah and Clarkson's’. St. Martin Day by Day was ook gebrekkig gedrukt, evenals New Life. Dit geschiedde op een klein handpersje, dat in het bezit was van Josias Charles Waymouth, den redacteur uitgever van deze beide blaadjes. Momenteel bestaat er op geen der Bovenwindse eilanden ook maar een geringe mogelijkheid om iets te drukken; alleen te Marigot, de hoofdplaats van het Franse deel van Sint Maarten, staat een persje, zo antiek en primitief, dat het meer waard is bezocht te worden dan dat het een gerief is waarmede men kan drukken. Het blaadje met de trotse naam van The Dutch Windward Island Times werd op St. Kitts gedrukt, de rest werd gestencild, evenals De Kampioen, het enige blaadje dat men op Bonaire kan traceren. Over het algemeen is het stencillen van bladen hand over hand toegenomen, ook op Curaçao zelf, gedurende Wereldoorlog II, die de plaatselijke met geringe middelen werkende drukkerijen zodanig met bureaucratisch gouvernements- en militair drukwerk overstelpte, dat verschillende bladen niet meer zouden uitkomen, of zij moeten tot stencillen overgaan of tevreden zijn met een te late verschijning. | |
Cliché-werk in vrije tijd.Gezegend met de middelen der moderne druktechniek is Curaçao niet. Een rotatie-pers is er in het geheel niet; alleen de Tipografía Eléctrica op Curaçao heeft een semi-rotatiepers. | |
[pagina 118]
| |
Alle andere drukkerijen werken met zg. vlak-persen. Toch weten verschillende drukkerijen op Aruba en Curaçao uitnemend werk af te leveren, gelijk elkeen die een harer uitgaven ter hand neemt, kan vast stellen. Clicheerwerk, zo onontbeerlijk om de nieuwsbladpers aantrekkelijk te maken, en om het nieuws in beeldvorm weer te geven kan alleen op Curaçao geschieden bij den kundigen David Capriles en sedert kort ook op Scherpenheuvel. De oorlog heeft echter stagnatie in de levering der grondstoffen gebracht en hoewel deze tak van plaatselijke nijverheid een uitnemende verdienste zou kunnen opleveren gezien het grote aantal tijdschriften en bladen, dat hunkert naar cliché's, schijnt er van officiële zijde nimmer veel gedaan te zijn dat materiaal hier te krijgen. Veelal stuurt men zijn clicheerwerk naar Maracaibo of New York hetgeen het voor de dagbladpers dus practisch onmogelijk maakt om foto's te publiceren, daar ze te oud zijn bij aankomst der cliché's (vlug in een maand). Verscheidene proefnemingen met te hooi en te gras verkregen matrijzen, waarvan hier wel afgietsels in lood kunnen worden gegoten, zijn door de dagbladen gedaan. Tot dusverre is alleen Boletin Comercial geabonneerd op een foto-dienst uit Engeland. Vóór het uitbreken van Wereldoorlog II was de Amigoe di Curaçao dit eveneens. Eerst in Januari 1944 durfde Dagblad Amigoe di Curaçao zich abonneren op een vaste fotodienst per luchtpost, de eerste luchtpersfotodienst van Curaçao, waarop in October 1944 de Beurs- en Nieuwsberichten toen eveneens intekende. Voor de kleine dagbladen van Curaçao zijn deze lasten eerlijk gezegd te zwaar. Temeer, daar de resultaten feitelijk matig zijn. Alleen bladen, welke gefinancierd worden door kapitaalkrachtige instellingen als Esso News (Aruba nr. 24) en De Passaat (Curaçao nr. 191) kunnen daarom een behoorlijke fotoreportage, ook van plaatselijke gebeurtenissen, eigen caricaturen van plaatselijke gebeurtenissen en personen ge- | |
[pagina 119]
| |
ven (o.a. van den reeds vaker genoemden Oscar E. van Kampen). Dit alles moet voor de plaatselijke bladen - waarvan ter vergelijking een uit drie man samengestelde redactie ongeveer evenveel verdient als één man van zulk een grote maatschappij - natuurlijk een nimmer te verwerkelijken ideaal blijven, dat slechts vergoed wordt door het besef onafhankelijk te zijn. | |
Een katholieke drukkerij op Santa Rosa.Buiten de eigenlijke geschiedenis van de journalistiek op Curaçao staat nog een katholieke drukkerij, die in 1848 op Santa Rosa werd opgericht en die aan het einde van dit hoofdstuk over de drukkerijen, die wel met de journalistiek te maken hebben gehad, wordt vermeld teneinde zo volledig mogelijk te zijn. In 1837 arriveerde op Curaçao Jacobus Josephus Putman, die het jaar daarvoor priester gewijd was (Katholieke Encyclopaedie, deel 20, kolom 300). Deze werd pastoor van Santa Rosa onder Monseigneur Niewindt en toen hij in 1874 met verlof in Nederland was, deed hij daar pogingen om een drukkerij aan te werven teneinde evenals Monseigneur Nielwindt in 1843 zelf op Barber gedaan had, op Santa Rosa een eigen drukkerij op te richten. Bij zijn terugkeer op 4 April 1848 op Curaçao was hij inderdaad vergezeld van een boekdrukker Joannes Godefridus van Herpen. (G.J.M. Dahlhaus O.P. Een levensschets, blz. 320 en 322; zie ook het gedenkboekje dat bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan der parochie Santa Rosa werd uitgegeven in 1938, getiteld Santa Rosa 1838-1938, zonder auteur, zonder uitgever, blz. 14). Volgens gegevens in de chroniekboeken van het Apostolisch Vicariaat evenwel kwam Van Herpen niet met Mgr. Niewindt mede, doch arriveerde hij hier eerst in 1849, dus ongeveer een jaar later. | |
[pagina 120]
| |
Pastoor Putman heeft op Santa Rosa een aantal leesboekjes voor de school, een spraakkunst en wat godsdienstige boekjes gedrukt, die in Een Levensschets van G.J.M. Dahlhaus O.P. aldaar op blz. 491 staan opgesomd. Hoewel er boven staat dat deze boekjes gedrukt zijn ‘op de pers van het Vicariaat’ schijnt het niet meer na te gaan, welke van deze boekjes op Santa Rosa en welke op Barber gedrukt werden. In feite staan al deze boekjes, aanwezig in het Archief van het Apostolisch Vicariaat vermeld als te zijn ‘imprimier na St. Rosa’, op één na, het vermelde Boeki di orasion, waarin staat ‘imprimier na Curaçao’. De bekende historicus Pater M.D. Latour O.P. verzekerde trouwens dat er van de drukkerij te Barber geen enkel product bij name bekend is. Wat er gedrukt is is niet meer bekend, al weet Pater R.J.C. Wahlen O.P. met klem van zekerheid te zeggen, dat de drukkerij op Barber in de tegenwoordige garage heeft gestaan. In de chroniek-boeken van het Apostolisch Vicariaat wordt op 17 Juni 1854 de drukkerij te Barber Vermeld. Wanneer de drukkerij van Sta. Rosa is opgeheven is ook niet bekend. Pastoor Putman keerde op 22 April 1853 terug naar Europees Nederland en vermoedelijk zal, toen de stuwende kracht weg was, de drukkerij van Santa Rosa wel teruggelopen zijn. Vage gegevens uit de chroniekboeken van Santa Rosa doen vermoeden, dat de drukkerij er in 1855 nop bestond, maar kort daarna opgeheven is. Wat Van Herpen toen is gaan doen? Mogelijk heeft hij emplooi gevonden op de (eerste) Drukkerij van het Vicariaat op Pietermaai. Andere drukkerijen waren er niet en men kan moeilijk aannemen, dat men den man heeft laten rondlopen. Het merkwaardige is bovendien, dat er een contract bestaat de dato 1 Mei 1851 dus toen Putman nog niet aan teruggaan dacht, tussen Van Herpen en Mgr. Niewindt, waarbij Van Herpen zich verplicht om voor 120 gld. 's jaars (n.b.) voor Mgr. Niewindt te drukken. In het contract, dat | |
[pagina 121]
| |
in het Vicariaatsarchief van Curaçao berust, staat de plaats der drukkerij helaas niet vermeld. Wel vindt men in het faculteitenboek van het Apostolisch Vicariaat in 1862 een drukker B.G. Henriquez vermeld. wien in dat jaar een bewijs van goed gedrag en een bewijs van bekwaamheid werden verstrekt. Hieruit zou men dus geredelijk afleiden, dat Henriquez in dienst was bij het Vicariaat. Of dat op Barber of Santa Rosa is geweest, staat er niet bij.
***
In elk geval blijkt uit deze geschiedenis der drukkerijen op Curaçao wel, welke liefde er hier steeds bestaan heeft om zijn gedachten door middel van de Pers te verbreiden. In dit opzicht staat het eiland Curaçao ver en ver bovenaan, niet alleen boven de andere Curaçaose eilanden, maar ook boven vele Caraïbische eilanden waaromtrent gegevens bekend zijn. Het komen en gaan van drukkerijen en bladen is een uiting van cultureel leven. Dat het niveau van dit culturele leven misschien lager was dan elders is historisch verklaarbaar, maar bewezen is dat er immer op dit gebied iets geweest is en tot de huidige dag getuigen de vele bladen en blaadjes - zelfs als men de sport- en verenigingsblaadjes weglaat - hiervan. De technische omstandigheden maken het noodwendig ook niet gedrukte, doch gestencilde publicaties bij de periodieken te rekenen, hetwelk elders meestal niet gedaan wordt. Men kan slechts hopen, dat de ontwikkeling, die Curaçao op dit gebied de laatste jaren heeft ondergaan, moge worden voortgezet en zich moge voortplanten ook naar de andere eilanden. |
|