Den nieuwen Katwycker christelyke Zee-vaert, versien met nieuwe christelijcke gezangen
(1732)–Floris Willemsz. van der Hart– AuteursrechtvrijVoys: Karolus Koning van Engeland, &c.
Wanneer als Jonas den Heere vlood:
Soo quam hy, in een seer groote nood,
Een schrikkelijke zwaar Onweder:
Heeft God hem toe gebragt:
Waar door dat zijn moed lag neder,
En 't hert schier van angst versmagt.
Hy wierde geworpen over boort:
Om dat hy vlood des heeren woord,
Maar (God die tot alle stonden) Vol van genaden is:
Die heeft nog troost gesonden,
(Te weten) door een Walvis.
| |
[pagina 86]
| |
Die Walvis die heeft hem in geslokt:
Soo dra hem de zee had weg gerokt,
En Jonas aanbadt den Heere;
In 's Walvis ingewant: Die hem ook na zijn begeere,
Spoog na drie dagen op 't land.
Doe ging hy heenen na Nineve:
Daar hy doe des Heeren wille dee,
Hy loofden God in zijn Tempel,
En dankte zijnen Naem:
Wel volgt hier Jonas Exempel,
Gy Zee-lieden al te zaem
Als gy in noot of in prijkel zijt,
Soo gaet ook tot God met alle vlijt,
En smeekt hem van gantscher Herten,
Want ziet hy is de Man, Die u in de grooste smerten,
Een goet uytkomst geven kan.
Gelijk gy aan dit exempel ziet
Het welk hier aan Jonas is geschiet,
Die hy midde uyt de Baren, En uyt de watervloed,
(Soo Trouwelijk) ging bewaren
En Vaderlijk heeft behoet.
Vertrout dan op Godes goedigheyd,
Die hy aan zijn Volk heeft toegeseyd
Dan sal hy u ook bevrijden, En bystaan in den noot
Wanneer als u komt bestryden,
De prijkelen van de dood.
Hy sal u (in onheyl) doen bystant,
En brengen fris, en gesond, te Land
En als u dan God van bove, Gedaan heeft sulk een goet
Soo wilt hem ook hert'lijk loven:
Met een regt dankbaar gemoet.
Dient altijd den Heere uwen God,
Gehoorsaemt en vreest ook zijn Gebod
Dan sal hy op aerd' u geven,
Dat gy meugt zijn verheugt
En schenke u 't Eeuwig leven,
En on-volprijsbare Vreugt.
F. van der Hart. |
|