Den nieuwen Katwycker christelyke Zee-vaert, versien met nieuwe christelijcke gezangen
(1732)–Floris Willemsz. van der Hart– AuteursrechtvrijToon: Durft gy nog meer Brabanders.
DOe Jesus was gevare,
Na de Woeste plaats alleen,
Soo is een groote Schare,
Hem gevolgt, en na getreen,
Om yv'rig aan te merken,
Te merken, Sijn werken,
Gelijk als sy daag'lijks deen.
Maar d'avond quam genake,
En den dag die ging voor by,
Dies quame, ende sprake,
Sijn Discipelen wilt gy,
De Schaar' niet doen vertrecken
Vertrecken, Naer plecken,
Op dat wy van haar zijn vry.
| |
[pagina 70]
| |
Dog hy had geen behagen,
Hongrig haar te senden voort,
Want (sprak hy) s'heeft drie dagen,
Yv'rig na mijn Leer gehoort,
Ens' hebben niet gegeten, Gegeten, geefts eten,
Op dat sy niet en versmoort,
Maar sijn discip'len quamen
En spraken haar meester an, Seggende all' te samen
Hier is wel vijf duysend man,
Waar sulle wy haer wijse Haar wijse, soo'n spijse,
Die haar al versade kan.
Wy hebbe wel vijf brooden
En daar twee Visschen; maer
Daer is vry meer van noode
Voor een sulke groote schaar,
Of sulle wy gaan loope; Gaan loope, En koope
In de Vlecken, broot voor haar.
Hy nam die broon, en Visschen
En sprak, set de Schare nee'er,
Op dat sy haar verfrisschen:
Hy braak 't brood, en gaf het weer,
Aan alle die daar saate, Daar sate, sy aten
En daer luste niemand meer.
Twaalf volle Korve, schooten
Hier doe nog over van: Die dese spijs genoten
Was ontrent vijf duysend man,
De Vrouwe na besonder Besonder, o wonder,
Wonderlijk te hooren an.
O groote wonder-werken
Neemt o mensche! hier op agt,
Wilt Gods magt bemerken
Raap en schraapt niet dag en nagt,
En wilt soo voor den morgen
De morge, Niet sorge,
Maar vertroud op Godes kragt.
| |
[pagina 71]
| |
Doet gelijk dese schare Wilt u altyd tot hem spoen,
want hy kan wonderbare U Lighaam en Ziele voen,
All' die op hem vertrouwen,
Vertrouwe, en bouwe Sal hy wel versade doen.
Al die in sijne pade
Hem na gaan, 't sy kleyn of groot,
Die sal hy wel versade
Hier op aard', en na den dood,
Zal hy het eeuwig leven Het leve, haar geven,
En versaen met Hemels broot.
O grooten Heer der Heeren
Doet ons met u Soon, Eeuwiglijk Triumpheren
Op des Hemels gouden Throon,
En doet ons t'saam be-erven
Be-erven, Na 't sterve, De onstervelijke Kroon.
F. van der Hart. |
|