| |
V
In het rijk der armen
Job Steijnen: Proletariërs
De schetsen van J. Steijnen onderscheiden zich wel door iets oorspronkelijks. Het oorspronkelijke in zijn werk is: hoe hij aangedaan wordt door het leven der armen; het oorspronkelijke is zijn gevoel; dit gevoel is de aandoening van een hartelijk en zachtzinnig mensch, ontroerd door droevig-aandoenlijke gebeurtenissen uit het leven van arme menschen. Het oorspronkelijke is, dat hij in zijn taal, die dikwijls foutief is, maar ook vaak opmerkelijk en mooi, zijn teerhartige bewogenheid kan uitdrukken. Zijn taal is niet opgedirkt met opsmuk, die men herkent als afkomstig uit dit of dat gerenommeerd letterkundig magazijn. De heer Steijnen heeft met lieve teederheid gezien wat door verdriet en armoe in het leven van arbeiders ontroerend-treurig is. Waar nu dit aandoenlijke ongeluk zich voordoet in een' eenvoudige, oningewikkelde situatie kon hij dit weergeven, weergeven de aandoening en afbeelden van de situatie, in kleinere of grootere stukjes proza, die geslaagd zijn,
| |
| |
omdat ze de bewogenheid uitdrukken, die de situatie veroorzaakte. Voorbeelden: De dood van Sam, Sterfbedje, Avond, Sneeuwschepstertje.
Over een oud vrouwtje schrijft hij met teederheid, alsof het zijn lieve kleine zusje of zijn snoeperige kleine nichtje is - het is een sneeuwschepster. ‘Vreemd doet dat kleine lichaampje daar; in het zwarte rokje en bruinroode jak, sluik om haar magerheid neerhangend lijkt ze een Japansch beeldje, heel fragiel. Het haar is weggebonden onder het gehaakte mutsje, maar in haar bedrijvigheid zijn er piekjes losgesprongen, die nu rond het witte (? H.H.) voorhoofd flossen, meedeinend in al haar beweginkjes. Het gezichtje is vol rimpels en plooien, verfrommeld in de ruwe hand van den tijd; (nog al erg leelijk: die ruwe hand van den tijd. H.H.) toch is het zacht van expressie, alleen de mondhoeken, sterk neergedrukt als door stalen veeren (dit geloof ik niet H.H.) hebben een beduidenis van volharding en niet-opgeven (is dit niet hetzelfde? H.H.) zoo min als de kerels, die om haar heen ploeteren. De kou bijt door haar dunne kleertjes heen, de handjes zijn paarsgezwollen. Af en toe licht ze met pijngebaar de voetjes in hun versleten pantoffeltjes van den grond of het een heete plaat was.’
Mutsje, beweginkjes, gezichtje, kleertjes, voetjes, pantoffeltjes. Wat ons treft in de uitdrukking van teederheid door het gebruiken van zulke verkleinwoorden, is dat in deze schrijfwijze de auteur zich natuurlijk uitdrukt en dat wij hem niet kunnen verwijten, dat hij zich sentimenteel aanstelt. Op het beschrijvinkje is heel wat aan te merken, wij citeeren het ook niet omdat wij het mooi vinden, treffend-teekend, was het geslaagd, het zou de waarde moeten hebben van de schetsen der knappe Fransche illustrators; het lijkt ons niet geslaagd, maar uitvoerige taal-critiek kunnen wij ons niet veroorloven, uitvoerige critiek der afbeeldingstrant; wij trachten een algemeene karakteristiek te geven. Ziet nu de schrijver een enkele figuur, die hem door ellende ontroert, dan weet hij zich bewust te maken, waarom, door welke bijzonderheden zijn indruk is ontstaan. Hij noteert de bijzonderheden, bijzonderheden van uiterlijk, en slaagt er dan wel in ons zijn ontroering te doen meegevoelen.
Verdienstelijk in dit genre van aandoenlijkheidsweergeving is de beschrijving van ‘Sam’ den ouden sleepersknol, in de schets:
| |
| |
De dood van Sam. Het is, wij waardeeren het vooral zóó, het is van een goed mensch, die bedroefd is door wat hij zag en zijn droefheid gaaf, in eenvoudige afbeelding opschrift. Wij waardeeren het dus om de droefheid van den schrijver, niet omdat wij uitroepen: wat een verrukkelijk schilderij.
‘In de flauwe lichtpensjes heeft het stalletje op met zijn lage balkenzoldering, waaruit de ruif naar den muur geert, met hier en daar 'n dot hooi tusschen de latten neerhangend.
Aan den ijzeren drinkbak, op het vuile stroo, dat karig gespreid is, staan twee paarden.....
Een 'n sterk jong dier snuift driftig en zijn bek naar de ruif strekkend, grist het tusschen de latten een pluk hooi weg, dan, schuw in het plotselinge licht, dat nader komt, jurt het woest aan den halster, zoodat de ijzeren ring aan den drinkbank metaalzwaar op en neer rinkelt als een klopper aan de deur.
Het andere paard staat beweegloos, zonder een rilletje, met het uigedroogde zwoeglijf boven de bonkige pooten gestrekt, als een vaalbruin geraamte. Overal doorpuilen de schonken het vleesch-looze rimpelvel, en de ribbelijnen zijn alle zichtbaar als hoepels om een vat geklonken. Armelijk dun pieken de manen over den uitgeteerden hals; ze lijken grijs als het haar van een oud man, in de plasjes licht van het lantarentje. Van gladgewreven bruin hout lijkt de stroeve smartkop, en onder den krommen neus hangt de lip krachteloos neer als van een uitgeleden martelaar. De oogen glazen dof en staan moe als van een mensch, die stil geschreid heeft.’
‘Op zijn schoft ziet ze 'n wond rauw liggend met vuil bloed er rond gestold. Meewarig tuurt ze er naar “het was een ouwe wond, die telkens weer opengegaan was, dat kon je zien.”
Het paard wordt doodgeslagen. De beschrijving, hoe dit geschiedt, is ook goed en treffend van uitwerking. Het onderworpen vrouwtje van den sleeper gaat, voor dat het beest wordt afgemaakt, hem nog eens opzoeken in den stal; in haar vrees voor haar bulderbas van een man mengt zich een in verdriet met het paard, dat afgeleefd, afgewerkt, afgeranseld is, geen dienst meer doet, te veel opvreet, te veel kost en daarom doodgeslagen moet worden. Zooals de verhouding is van het vrouwtje tot het paard, zoo lijkt het ons, is ongeveer de verhouding
| |
| |
van deze schrijver tot de menschen, wier leed hij beschrijft. Zooals de zee voor den dichter belangrijk was, om dat hij er in zag het zinnebeeld van zijn ziel, zoo lijkt het ons, dat voor den auteur Steijnen, omdat hij mijmert over armoe, die menschen het belangrijkst zijn, die zijn geliefde bezigheid van mijmeren onderhouden; wij zeggen dan ook niet: wat breede tafreelen van maatschappelijke ellende, maar wij denken: een mensch, die droevig is over maatschappelijke ellende. Onze indruk is dus niet, dat deze schrijver het leven ontzettend vindt, omdat er zoo verbijsterend veel is op te merken, omdat de verschijnselen zoo ontelbaar zijn, en zijn aandacht daarvoor altijd gereed, altijd zoo gespannen is, maar dat het karakteristieke, van welken aard het zij, zich altijd diep inprent in zijn verbeelding. Hij is m.a.w. meer nog een lyrisch individualist dan de kunstenaar-vorscher, die in alle richtingen het leven te onderzoeken tot zijn levensbestemming kiest. En zoo komt het, dat wat Steijnen soms onderneemt, mislukt.
De schrijver van Proletariërs wordt niet alleen aangedaan door het leed der armen; hij geeft zich rekenschap, hij vraagt: waarom dit leed? en wijt het aan maatschappelijke toestanden, aan het kapitalisme.
Hij drukt dit uit door voorstellingen, die misprijzing moeten teweeg brengen van maatschappelijk onrecht, maatschappelijke en godsdienstige moraal. ('n Gemeene Jongen, Biechten.) Nu doet hij door zijn bedoeling om afkeuring te verwekken op twee wijzen iets verkeerds: hij laat zich verleiden tot een scheldrhetoriek, waarmee indertijd De Jonge Gids begonnen is, maar die in het schrijfwerk van dezen auteur leelijk zijn door bulderende opwinding; hij onderneemt nog iets, wat hij niet kan, althans nu nog niet kan; misschien zal hij het later, in een later stadium van zijn gevoelsleven kunnen; wij zien er immers, dat hij vaak goede korte beschrijvingen geeft van dingen, die alleen om het uiterlijk zijn opgemerkt, dus niet omdat zij door droefheid aandeden. Hij tracht iets, wat hij nog niet kan: hij wil situaties beschrijven, waarin men een groep personen een andere groep ziet vernederen en hondsch behandelen, bijv. op blz. 71 in de schets: Proletariërs, waar de kantoorheertjes door de spreekbuis de knechts toesnauwen; ook wat verder in dit hoofdstukje gepoogd wordt: de beschrijving van een werk- | |
| |
plaats-interieur, is vrij pover; het hatelijke in de verhouding van superieuren en ondergeschikten, het hatelijke en verdrietelijke van sommiger arbeid te beschrijven, door nauwkeurige teekening van personen, lukt hem niet, te zeer mijmeraar vermoeden wij, als hij is, te weinig van nature levendig opmerkzaam voor alles wat om hem heen gebeurt, te weinig van nature scherp lettend op kleinigheden van allerlei mensch-karakters, mensch-figuren en dingen, te weinig van nature aandachtig voor het dramatische. Hij praat er maar wat over; een levendige schildering vermag hij niet te geven. Het eerste gedeelte van De Dood van Sam mislukt door hetzelfde onvermogen: de sleeper, die in huis de baas speelt, vloekende tyran, slaafs
gehoorzaamheid door zijn volwassen zoons, het lummelige, onzelfstandige van die zoons, - de schrijver herinnert zich wel in 't algemeen hun verhouding, maar in den tijd, toen hij die menschen kon waarnemen, was hij misschien te veel met zich zelf bezig, werd hij niet door een natuurlijke, overal op acht gevende aandacht zoo getroffen door al de kleine bijzonderheden, die deze menschen tot drama-figuren maakten, dat de voorstelling later, toen hij die reproduceeren moest met de scherpe omtrekken van het karakteristieke leven terugkwam in zijn bewustzijn, en al de echte typeerende details zich aanmeldden, details, die vroeger zijn bewustzijn met heerlijke gulzigheid had moeten inzwelgen, door zijn aanleg van opmerker zoo vanzelf, als hij lucht inademt op den landweg. In de schets: Proletariërs is wel om te vermelden de houding van Arie, die graag bij zijn moeder wil blijven, die meelij met haar heeft, maar toch uit schaamte naar de kroeg gaat, naar zijn vader. ‘En gulzig haalt hij aan z'n pijp, dat de rook als een vacht om zijn hoofd hangt, dan, ruw, onbehouwen van verlegenheid, snauwt ie: Nou, ik ga nog effe 'n borrel pakke, hoor!’
Heel juist van opmerking is hét, dat hij snauwt, om zijn verlegenheid en zijn zachtzinniger gevoel te onderdrukken, en dat hij, hoor zegt, om het snauwende weer terstond te verzachten. En heel mooi is de afgebeuldheid van het paard en de mijmering en huiselijk gedoe van het vrouwtje.
Wij merken in het boek ook op, dat de schrijver niet door oppervlakkige kennismaking van het leven van arbeiders op de hoogte is gekomen; wij ontmoeten veel juiste, treffende, geestige bijzonderheden: hij heeft niet zooals sommige auteurs,
| |
| |
die zelfs geprezen worden maar wat gehoord, wel eens wat afgeluisterd en opgevangen, en toen wat gemaakt met handigheid, neen, hij kent het leven van arbeiders en toch bejammeren wij het, dat hij zijn kennis niet altijd goed heeft kunnen te pas brengen. In het verhaal Proletariërs is de verhouding van den arbeider tot zijn zieke vrouw nagenoeg op iedere bladzij verkeerd, overdreven voorgesteld; een meer beschaafd jongman behandelt zoo en denkt zoo over zijn jonge zieke vrouwtje; maar in het gezin van dezen arbeider is de voorstelling der teederheid onjuist; wij beweren niet, dat een arbeider als daar beschreven wordt zijn vrouw niet met liefde en teederheid zal behandelen; maar de auteur stelt het niet goed voor; een arbeider denkt zóó niet, praat zóó niet, doet zóó niet. Veel beter in deze schets is de figuur van den hongerigen Tinus, de arbeider, die voor een ooitje thuis ligt bij zijn vrouw en door zijn kinderen ook onmenschelijk behandeld wordt. Maar het verhaal, dat hij doet op blz. 37-40, valt wel 's uit den toon. Er is dus dikwijls heel wat aan te merken, maar dikwijls slaagt de auteur in wat hij beschrijft.
Hij doet zich echter geen geweld aan, poseert niet, schreeuwt niet; als ons beschrijvinkjes verrassen, verrassen zij ons, omdat wij zien, dat zij er van zelf zijn gekomen, niet door een verkrachting-in-opwinding van schrijvers' aanleg; hij zet zijn werk eenvoudig, bijna primitief eenvoudig op, en de gelukte passages wijzen op een ontbotting, een natuurlijken groei van talent-uit-aanleg. De auteur beweegt zich op zijn eigen terrein, waar lang nog niet alles in schoonen bloei staat, er is nog wat onkruid op te ruimen, maar veel is reeds opgekomen en op dien grond kan meer gedijen. Het is nog niet belangrijk voor Nederland, zoo'n boek, het is van beteekenis voor den auteur, maar dien hoeft het niet te berouwen het geschreven te hebben.
|
|