| |
| |
| |
Embryonaal
Toen ik je voor het eerst zag was je tweeëntwintig was je dertig was je veertien. Of zei je dat maar of dacht ik dat maar. Tweeëntwintig plus dertig plus veertien delen door drie. Dus jij bent tweeëntwintig, jaren jonger dan ik dacht wat ik al dacht want je haar is even rood je benen ziin even lang je borsten zijn even groot. Of zeg je dat maar of denk ik dat maar. Ik denk. Steeds samenhangender. Beter dan gisteren. Beter dan straks.
Misschien. De nacht neemt akelige vormen aan. Maar zover komt het niet. Hoeft het ook niet te komen. Zei je toch? Of zei hij dat. Of zei je dat hij zei dat jij dat zeggen mocht. Je stem, is ook je stem even schel. Schel als de kleur van je haar, schel als de kleur van haar haar, schel als de kleur van haar stem. Hoe lang geleden. Jij.
Je praat veel zachter nu. Een witte stem in een witte kamer aan een witte gang. Die uitkomt op andere gangen witte rechthoeken en cirkels, waar jíj doorloopt bedden duwend borden dragend steeds weer eindigend bij mij. Dokter wat doet U roept ze als ik al mijn dekens wegduw half uit bed zal stappen (kan dat?) en dan weet ik of je stem zo schel is als de hare rood is als de hare. Als haar stem.
Je zegt zodra je arts bent moet je niet meer schreeuwen. Schrikken mensen van. Zeggen ze dat ze van het fonds zijn. Moet jij lage rekeningen schrijven. Dat kost geld. Of je praktijk dunt uit. En dat kost geld. Wat is haar huid weer wit. Haar uniform weer wit. Ik ga hier niet meer weg. Kost geld. Hoe kunnen we gaan trouwen zonder geld. Hoe moet het met de kinderen zonder geld. En hoe moet het met ons. Wanneer zij is zoals jij was, jij bent zoals je was, van binnen en van buiten, hoe moet het met ons.
Met ons! Het meest heb ik gehouden van haar stem. Een
| |
| |
ronde een verleidelijke stem. Die ze nog niet gebruikte. Zei haast nooit wat tegen hem. Ik vind hem sympatiek maar hij is veel te oud voor mij. Als ik mij uitkleed is hij altijd in de buurt. Dus sluit ik de gordijnen sluit de deur draai ik de sleutel om sluit ik mij voor hem af. Maar toch heeft één deur op een kier gestaan. Het water zweeg. En toen ik in het licht stond, naar haar keek, jij weggedoken in het schuim, zei je het is toch allemaal hetzelfde of bij iedereen hetzelfde ga nou weg doe niet zo flauw ja we zijn vrienden nee ik ben niet boos.
Goddank ze was niet boos. Ze had dus niet geroepen, maar de dekens rechtgelegd, zijn voorhoofd nat gemaakt en wel gezegd: dokter wat doet U. Koel en kritisch, samenhangend. Zó. Zoals je denkt als je studeert, vooruit wil komen. Trouwen. Koters.
Een museum vol. Eigenlijk mag het niet, maar als ik je een witte jas geef merken ze waarschijnlijk niets. Wanneer ze er al zijn. Geeft me een witte jas loopt voor me uit je moederlijke heupen, steekt een sleutel in de deur, dus is er niemand loopt voor ons uit jij loopt voor me uit, niemand behalve jij en ik en deze griezelige kinderen, een laboratorium een soort museum, in potten zalen vol met potten waarin kinderen nu ja zo noemen we ze niet.
Ik kijk jij zegt hoe we ze noemen. Embryo, con brio: embryo, we noemen hem embryo, we noemen haar embryo, en die: amorphus, Janiceps, een dubbelmonstrum, een cycloop. Maar gelijk op aarde is ook hier niet iedereen misvormd glimlach je naar de student in zijn geleende jas, die zich nu vastklemt aan je heupen - waar waartussen eens misschien waarom zou jij er niet van schrikken ook al werk je hier al ben je hier benoemd op een fataal moment een
| |
| |
hulpstuk voor de wetenschap tot leven komt. En wat dan nog.
De meesten zijn gewoon te vroeg geboren. Zet je ze op een rij, dan zie je hoe het menselijke lichaam zich ontwikkelt, stap voor stap was ze daar in haar witte jas met thee een kussensloop rood haar in elk geval, nee er kwam niemand binnen ze liep door, zoals een tekenfilm hè, ieder beeld een beetje anders. Die bijvoorbeeld: vijftien weken oud. Dat wordt al menselijk (dat wèrd al menselijk). De staart is weg, de neus de mondspleet zijn gevormd, de lippen rood geworden, rood. De oren liggen nu ter hoogte van de bovenkaak, niet meer achter de mond. De staart is weg, de leverbocht is weg, de romp is daardoor slanker. Heel stuk slanker gaf hij toe en dacht:
hoe lang nog voor ik zeggen kan: het mag eigenlijk niet, maar als ik je een witte jas geef, valt het niemand op - nadat het schuim vaneen geweken was als eens de Rode Zee hij was erbij hij had het wonder zelf bewèrkt, een witte jas over haar naakte goed gevormde wonderlijk voldragen lichaam, nu zijn hulp zijn toeverlaat, glimlachende praktijk. Hoe lang nog voor ik hier vandaan kan.
Nog vier maanden, wanneer er niets tussen komt. Een ziekte, stel dat ik nu ziek werd naar een ziekenhuis zou moeten, maandenlang zou moeten liggen tussen oude jonge dikke magere zuchtende zieke mensen, op een lange witte zaal: geen kamertje voor hem alléén. Dáár was hij niet voor aan het sparen. Nee. Ook niet voor Annelies. Die wilde blijven werken, als verpleegster, kon hij kalm studeren, dat was lief van haar. Ik houd van haar, houd van haar rode haar, zij zouden zeker trouwen. Werd hij dan ooit ziek, dan blijf ik bij je, maak ik je weer beter, ik ken alle ziektes, en onder
| |
| |
mijn handen is nog geen patiënt gestorven. Ziek zijn is dan niet meer erg.
Dan niet nu wel. Ik word niet ziek. Vier maanden nog. Zuster hoe lang nog? Ik versta u niet spreekt u wat luider alstublieft wat zegt u? komt de dokter? zeg hem dan dat hij zijn handen thuishoudt van je af moet blijven hoort u mij? hoe lang nog zuster? Met uw schelle stem, zuster, mijn Annelies. Toe zeg het mij.
Vier maanden avondschool, dan heb ik het gehad, en dan begint het. Dat eksamen haal ik wel. Het laatste, 't allerlaatste, alles gehaald alle tentamens en eksamens, maar het laatste niet. Terug naar kantoor. Nog één eksamen. Weg van kantoor. Nog één eksamen!
Voetstappen. Nee wéér niets, stap voor stap. We zijn twee maanden verder. Oogharen en wenkbrauwen worden nu zichtbaar. De verkleving van de oogleden is bijna opgeheven. Hier, hier zijn de ogen reeds geopend.
Was geïmponeerd. Hij vond het griezelig, maar indrukwekkend. Wil niets laten merken, zij hoeft niet te weten wat ik vind al wil zij voor mij werken kan ik sneller afstuderen hoef ik niet voortdurend naar kantoor. Ik vind je sympatiek maar je bent veel te oud voor mij. In...teressant, heel interessant. Ik meen het. Echt.
De arm, waarom ontwikkelt die zich eerder dan het been? ‘Als aan de hand de vingerstralen reeds zeer zichtbaar zijn, dan is de voetplaat nog volledig ongeleed.’ Ziezo die zin, gezocht en moeizaam uit het hoofd geleerd, kan ik gelukkig weer vergeten. Nooit vergeten. Nee niet lachen want dan schiet de pijn vanuit je borstkas naar je maag. En dat betekent een week langer liggen, dat kost geld, Keek ze hem onderzoekend aan?
| |
| |
Dat heb je goed gezien. We weten niet precies waarom. Het embryo, de bloedvaten zijn misschien zo gekonstrueerd, dat het van boven zuurstofrijker bloed krijgt. Als het klein is, later is dat niet meer het geval.
En hoe bereken je him leeftijd (zwemtijd, vegeteertijd)? Ik zie nauwelijks verschil.
Toch wel; we hebben ook de regel nog van Haase. Wie? Ik. Ah, daar ben je, eindelijk. Ga zitten, spreid je benen. Meer verdomme meer. Ik ben toch bijna arts, dacht je dat ik voor niets studeer, ik heb modellen nodig, met rood haar (?); ik kan niets zien; zuster als gij met mij wilt trouwen met een arts een echte arts dient gij mij bij te lichten met het haar dat zich wij weten beiden waar verbergt. Laat mij dus niet alleen.
Ik wou de dokter halen.
Dokter Haase? Aarzeling. Ik zie het wel. Nu zie ik alles. Ik ben bijna beter.
Wie? Wie zei U?
Haase. Dokter Haase.
O... als die er is.
Als hij er is, dan wil ik hem niet zien. Ik haat hem, hèm vooral.
Maar het is in Uw eigen bestwil.
dokter haase komt mijn huis niet in. Zuster neemt u daar nota van. Aan één stuk door bevoelt hij je, voelt hij onder je rok of in je bloes terwijl alle patiënten weten dat wij weten dat er niets op aan te merken is. En ook dat meten vind ik vies.
Wat zeg je, meten?
Volgens Haase, deze regel dus van Haase, is de lengte van het embryo tot aan het einde van de vijfde maand gelijk
| |
| |
aan het kwadraat van het aantal maanden in centimeters. Na de vijfde maand, als het embryo dus langer is dan 25 centimeter, is de lengte gelijk aan het aantal maanden in centimeters vermenigvuldigd met 5. Het embryo waar we begonnen is bijvoorbeeld 12 cm lang. Twaalf is het kwadraat van 3,5, niet precies maar het verschil doet er niet toe. Drie en een halve maand is vijftien weken. Begrijp je het? Hij niet, zijn vrienden niet en niemand:
Liefste, ik schrijf je in mijn baby-doll op bed. Ik mis je erg. Drie maanden heeft het hier niet meer geregend. Bijna alle huizen zijn van zandsteen, maken een vervallen indruk. En een zoen van vijf minuten, krabben over je rug en nog veel meer ik moet er haast van kreunen, mama slaapt al uren. Vanuit mijn raam zie ik de zee. Hoe lang nog tweeëntwintig dagen.
Liefste, het is zo heet hier maar mijn huid blijft wit wordt haast niet bruiner dan je borsten dan mijn buik het water is doorschijnend en ik kijk er dwars doorheen, wie voor het eerst vliegt moet dat niet alleen doen slapen moet je niet alleen doen mama slaapt al uren.
Liefste, je bent van mij, je mond, je haar, je ogen jij en mijn kleine vriend.
Liefste, het heeft geregend eindelijk, de mensen sloegen kruisjes waren zó uitbundig iedereen was blij, ik vond het heerlijk. Hou je van me? Zonder jou kan ik niet leven sterf ik wordt het leven zinloos ga ik dood of blijf ik leven, niemand is onzekerder dan ik. Op een terrasje eet ik ijs, aardbeienijs en lees ik russische verhalen. Mama koopt nu een suèdejas laat mama maar begaan. Schrijf je me gauw?
Liefste, het heeft de hele dag geregend en we kwamen voor de zon! Als het zo blijft ben ik over een week weer thuis
| |
| |
want ik verlang zo naar je en ik houd het hier niet uit met al die regen. Gisteren ben ik gaan dansen mama las de russische verhalen. En we zitten in een enig stadje, nauwe straatjes smalle trappen bijna alle huizen zijn van zandsteen, maken een vervallen indruk.
Danste met een nederlandse arts, hij had een rode snor en drukte mij tegen zich aan: ik vond het onbeschoft maar toch wel gek, waarom schrijf je me niet heb je mijn brief dan niet ontvangen heus ik weet dat je het druk hebt ja ik heb het druk maar dat is nog geen reden nog geen reden reden redetwisten. Annelies.
Lang is hij. Als een lineaal. Hij heet dokter de Haas, je weet wel van die regel. Hebben veel gepraat mij is het niet gelukt en hij zal je genezen. Heb me toen maar uitgekleed hij zei als hij je aan mocht raken werd ik sneller beter. Dus het ging hem om mijn teerste plekken waar ik niet verbrand. Begrijp je dat? wit is de kleur van de genezing hijg ik? plekken waar zij niet verbrandt niet in der eeuwigheid, mijn tepels en daaronder billen en daartussen kunnen hem vertrouwen, voelde ik ik kreunde, want in Nederland is hij beroemd.
Ook de natuur is er beroemd. De dorpjes met hun pleintjes, nauwe straatjes, schilderachtige stadhuisjes. Briedern Beilstein Bruttig Burgen Briedel Bremm Bad Berfrich Bernkastel en Biewer. Om mij te beperken tot de plaatsen die beginnen met een B. Ruïnes? Nou en of, die zijn er ook. De streek is werkelijk met puinhopen bezaaid. Helaas zijn sommige weer opgebouwd, maar voor de fijnproever is er nog steeds veel te genieten. Echt, het is een fijn vakantieland, ik ben er zelf geweest. Als U het niet gelooft, moet U het háár maar vragen. Weet je nog, kleine vriendin?
| |
| |
Jij-ik, je broer (zo plotseling mijn onafscheidelijke vriend), je vader en je moeder, ik en jij lang niet zo ongenaakbaar als ik dacht, want als je haar besluipt satertje dat je bent lacht ze, vergeet de zwanen en je hengel eigenlijk geen hengel maar een stok. Jij met je eenvoudige woorden zwager klinkt al vreemd uit je mond, lacht en buigt met een ruk je hoofd en je donkere haar voor je gezicht daar dringt een lens niet door dringen bedoelingen niet door, maar ik blijf zoeken naar jouw woorden, je besluipen als de tent niet dicht is en niet in het dorp waar mensen zijn wij boodschappen gaan doen voor jou en mij, je broer mijn zo afscheidelijke vriend, je vader en je moeder, nauwe straatjes stijgend zwijgend: zo of in een nagebootste taal.
Ik ben er zelf geweest: het Lab, het ziekenhuis, het reisbureau, Bad Berfrich, overal ben ik geweest. En ik was overal gelukkig: nóóit gelukkiger dan daar. Mevrouw, velen heb ik erheen gestuurd en allen zijn gelukkig teruggekeerd.
Drink witte wijn want rode lusten ze daar niet. Zuster, dat rood is mij te rood. Voor de gegrepene is wijn een levend wezen. Grand Seigneur, een grote jaargang, koppig, sappig, vurig, zacht. Was ist der Wein? Eingefangener Sonnenschein. Und der soll uns schädlich sein?
Hoe meer zonneschijn (vriendinnetje van mij) de druiven krijgen, hoe - de wijnrank groeit op hellingen, in mei: über drei Millionen Rebstöcke een mooie taal dat Duits hè? Moezelwijn is, kijkt U maar in deze folder, aangenaam en licht, een beetje zuur, prikkelend op de tong soms en afkomstig van de Rieslingdruif. Wil je eens proeven? Nee, vriendinnetje bevriest. Ober, ontzaggelijk veel ijs om het weer goed te maken. In oktober wordt geoogst, wist je dat? Daarom heet oktober wijnmaand. Jezus nog aan toe.
| |
| |
Wanneer je pijn hebt moet je niet zo schreeuwen. Schrikken zusters van. Dan zeggen ze dat ze verloofd zijn. Laten ze je liggen in je blote kont. Duwen bezoek van anderen je kamer in. Gaan hun verloofde halen. Krijg je prikken. Schoon verband. Gefluister om je heen. Ik vind het best, laat hem maar komen mijn kollega eigenlijk wel blij dat je haar van mij afgepakt hebt. Trut, vuurtoren, pas maar op of je valt op je reet, net als een week geleden, kan ik weer tussen je benen kijken. Je vernietigende geile blik. Dokter zo eng, dokter bekijkt mijn broek.
Als ik blijf schreeuwen, saboteer, plaatst men haar zeker over. Veerman, in de Middeleeuwen had je daar een veer, en was het dorp von grösserer Bedeutung. Maar ze mag best blijven. Meestal ben ik niet opstandig, zit je in de fles, omringd door formaline. Onbeweeglijk. Machteloos. Ten prooi aan het gestaar van assistenten, vriendjes, hun vriendinnetjes. Geef haar een witte jas en neem haar mee, daar wordt ze opgewonden van. Je komt er nooit meer uit. En zolang je erin zit ben je onvoldragen, akelig verminkt. Ben ik een monster?
Monstertjes. Waarvoor hij was gekomen. Lekker griezelen, daar word je opgewonden van. Hij had het warm. De witte jas over mijn arm, denken ze óók nog wel dat ik erbij hoor, deze rekeltjes in hun beschermde glazen huisjes. Ah!
Een hoofd met twee gezichten. Meisje met vier armen. Een cycloop, want alle mythologische gedrochten ze zijn eerst gezien, vormden zich in de moederschoot. Wat goed van je; dat ik daar zelf nooit aan gedacht heb. En in elk geval één oog, precies in 't midden zie je wel, géén neus: in plaats daarvan een klein slurfvormig aanhangsel boven dat ene oog. Maar eigenlijk is het geen enkelvoudig oog, voetstap- | |
| |
pen op de gang lakens nee jas nee lakens dicht tegen mij aan, is het de som van een half linker- plus half rechteroog. Is dat niet interessant?
Een jongetje (het bidt!) kijkt vol verbazing naar zijn darmen, groeien uit zijn buikje, knuisten tegen wit bespannen hart dat nu ondragelijk veel pijn gaat doen. Hoe lang nog? Nog een paar dan moet het afgelopen zijn. Datgene waar men heentrekt blijkt soms angstaanjagend. Ja, maar zover komt het niet, dat hadden ze gezegd, ik weet het zeker.
Duisternis. Twee planken nog dan is het afgelopen. Mondspleet die van oor tot oor reikt. Uiterst zeldzaam. Nu een vraag, een indrukwekkende veroverende vraag. Eén zin was wel wat weinig en de stilte moet verbroken worden. nu!
Je hebt lang haar
Ja.
Staat je leuk
Ja.
Ik had niet gedacht dat het zo snel zou groeien
Moet je vaker komen.
Vind je me dan aardig
Eigenwijs.
Niet aardig
Ik... doet er niet toe.
Met wie moet ik gaan trouwen!
Weet ik niet. Je kent haar lang genoeg.
Je bent veranderd want je benen, vroeger wierp je ze nu leg je ze over de leuning
Misschien droeg ik toen een lange broek.
Ik droomde (wat niet waar was) dat ik, weet je nog jij in het bad dat ik toen binnenkwam
| |
| |
Je had toch niets gezien, ik had een handdoek om.
En als je in het bad gezeten had
Dan nog niets want het was een schuimbad.
O
En bovendien, het is toch allemaal hetzelfde (of: bij iedereen hetzelfde).
Moet ik dáárom met haar trouwen!
Weet ik niet. Je kent haar lang genoeg.
Als ik aan jou denk is het helder komt er weinig tussen. Dus geen stappen op de gang toonbank waar ik een brandend meisje heb ontmoet een reisje voor verzorgde met mijn moeder leuk goedkoop alleen mijn moeder en ik zal je missen liefste.
Zwijgt met haar mooie ronde stem (die ze nu ook gebruikt), slaat dan het rechterbeen over het linker. Trager! Ja!
Terwijl de knie zich richt naar rechts, verlaat de voet vanaf de hiel de vloer. Het onderbeen rust nog slechts op de tenen en beweegt zich opwaarts. En hoewel het linkerbeen een graad of wat naar binnen buigt, ziet men de hoek tussen de dijen stomper worden. Daarbij schuift de rok naar achteren en spant zich, stop!
Het was dus wit. Daaronder Duisternis. Of denk ik dat maar of wil ik dat maar. Hoe dicht is het, hoe zwart, hoe krullerig? Hij kijkt dus je gaat steeds verzitten. Dijen langen blank voor een zo donker meisje. Kwellend, schrijnend als de zon schijnt.
En ook geen eksamens vol met harteloze artsen schaf ze af. Als ik hieruit kom dat zal gauw zijn gaat hij naar je toe eerst langs het reisbureau Twee kaartjes voor een heel ver land de moezel En geen kinderen en als wij terug zijn niet meer aan de balie is daarachter waar je broer werkt waar hij
| |
| |
je ontmoette Nooit beroer ik je Houd steeds een handdoek om Blijf ver van hem Maar wijs hem nimmer af Zeer veel heeft hij geleden en nog altijd houd ik van je, nog.
Gefluister om hem heen. Ik hoor het wel. Nu hoor ik alles. Ik ben bijna beter.
Koorts?
zuster
blijf
bij
hem
want
het
gaat
niet
goed
Je glimlacht want je weet waar ze op uit zijn. Fluisteren en denken dat jij denkt dat je het niet mocht horen. Maar met opzet zo luid fluisteren dat jij het hoort harder gaat vechten overeind blijft. Of de strijd niet al beslist was. Hij niet terug was aan de Moezel. Wijn dronk. Heel gelukkig. Heel gezond. Zich niet had voorgenomen weer te vechten. Eén eksamen nog. Weg van kantoor. Nog één eksamen. Naar een ziekenhuis. Mensen genezen niemand sterft onder mijn handen want ik ben beroemd in nederland.
Jij Annelies.
Ja dokter.
Ben ik niet, maar zal het worden.
Ja.
Zullen wij vrede sluiten?
Goed.
Hou dan mijn hand vast, wil je?
| |
| |
Goed.
Want langer dan een zomer heeft het niet geduurd. Het was een incident (mooi, plechtig). Had ik je niet teruggezien dan denk ik niet dat ik nog ooit aan je gedacht had.
Nare zaak. Waarschijnlijk was ze nog te jong.
Je was al tweeëntwintig!
Dat is jong. U wilde gaan studeren. Dat duurt lang. En dat kost geld. Meisjes zijn altijd ongeduldig. Toen ze in een ander land was, zon, ontspanning, weg van haar beloften.. God je zou je brieven nog eens moeten overlezen.
Brieven. Plotselinge eenzaamheid. En plicht. Brieven zijn gauw geschreven.
Bleef je bij die dokter? Toen je terug was? Wat?
Bleef ze in de verpleging? Toen ze terug was?
Wat?
Verpleging..
Als ik jou niet had ontmoet, was ik misschien niet gaan studeren.
O.
Afgewend hoofd. Meer pijn. Je arm gestrekt, een prik. Mij best. Niet gaan studeren. Toen dus niet en straks? Weer worden rondgeleid? O nee. Jaren had dat geduurd. Bijna getrouwd en bijna een abortus. Laatste in het land. Niet lachen. Denken. Als je denkt... Nee voelen. Koncentratie. Kon... Zijn meisjes ongeduldig?
Jij jij was het niet. Jij laat hem praten honderd foto's maken. Weet nog lang niet dat ik eigenwijs ben, hoogstens dat ik je begluur dàt weet je. Al mijn geld besteed ik dááraan. Uit de hoogte mag ik haar niet nemen, en dus hurk ik armen gekromd mijn handen voor mijn ogen, embryonaal, aan jou gebonden mij bewegend in de ruimte die je me laat.
| |
| |
Ik zie je wel. Je zet je duikbril op staat op de Hamm de Sternberg en de Röttgen druiven plukken wat niet mag bekijkt een glinsterende kiezelsteen en op een vouwstoeltje kam je je haar komt proestend boven liggend in de tent je voeten wassen schrijft een briefkaart ook aan mij? niet doen niet aan me komen god schrijft vlekken op de muur een naam J sneller O zuster mijn pen wij wandelen je bent niet eigenwijs lacht voor de foto N als je mijn naam ontdekt dan mag je A geen letters óverslaan! ik ben gebleven bij een brief mijn jas het staat in mijn agenda dòkter léés! zij is er nog je wijst de helft is vangt een schelp roept kom maar kom
|
|