Met dit berigt, breng ik daarvoor aan allen, die op eenigerhande wijze mij hunne hulpvaardigheid bewezen, hier openlijk mijnen dank.
Op bl. II. der straks genoemde lijst gewaagde ik van de diensten, door Dr. a. de jager mij bewezen. Die diensten zijn grooter, dan dat ik ze in korte woorden hier zelfs maar zoude kunnen opnemen, en verre boven mijnen roem verheven.
Thans heeft men meer, dan een prospectus geven kan, en zal het moeten blijken, of mijn arbeid in zijn geheel verdient het licht te zien.
Mogt dat het geval wezen, dan houd ik mij overtuigd, dat de hulp van hen, die mij tot heden hunne diensten niet ontzeiden, ook voor 't vervolg niet te vergeefs zal worden ingeroepen.
Ter meerdere volledigheid van den nationalen schat, die wij in onze spreekwoorden bezitten, noodig ik thans alle Heeren koopers van het Spreekwoordenboek tot medewerking uit. Hier of daar is welligt nog een spreekwoord door mij niet genoemd. Men geve mij dat op, en ik zal er, bij elke volgende Aflevering, dankbaar vermelding van doen; en al was het ook slechts één spreekwoord, men wane niet, dat zulks de moeite niet waard zoude zijn. Door de respectieve Heeren boekhandelaars is er al ligt gelegenheid, om mij een en ander toe te zenden. Alleen verzoek ik, daarbij twee zaken niet uit het oog te verliezen: 1e. dat een gangbaar spreekwoord dikwijls slechts een gedeelte bevat van dat, wat ik heb gegeven, en 2e. dat men omzigtig zij met spreekwoorden uit vertaalde stukken over te nemen. Op bl. II en III der meergemelde lijst drukte ik daarover mijne gedachten uit.
Zoo worde onze rijke moedertaal in al haren omvang bekend!
Gorinchem, 25 October 1853.
P.J. HARREBOMÉE.
☞ Toen de helft van het 1e. blad reeds was afgedrukt, ontving ik nog 5 der op de lijst genoemde werken over Nederlandsche spreekwoorden. Ik liep die vlugtig door, en teekende aan, wat ik voor de 1e. Aflevering noodig had. Bij de verdere bewerking kwamen mij 4 spreekwoorden uit no. 148 voor, die ik had behooren aan te wijzen, ontstaan, doordat ik dikwijls eene grootere uitgebreidheid aan de spreekwoorden geef, dan die is, waarin ze in de meeste werken voorkomen, en zulks, om herhaling te vermijden. Deze 4 spreekwoorden zijn de volgende:
bl. 60. Gewoonte wordt tweede natuer. |
bl. 72. God geeft de ganzen den kost wel, maer zy moeten dien plukken. |
bl. 98. Hy werpt eenen spiering uit om eenen kabeljauw te vangen. |
bl. 108. Zy halen de kastaniën uit het vuer met eens anders hand. |
Door die meerdere uitbreiding, komt het 1e. spreekwoord op aanwenst (bl. 3, no. 26), het 2e. op aars (bl. 7, no. 27), het 3e. op aal (bl. 1, no. 17) en het 4e. op aap (bl. 3, no. 37). In de aanteekeningen, voor de aangehaalde woorden, gelieve men achteraan te voegen:
Bogaert,
en daarnevens, voor elk der genoemde spreekwoorden, de bladzijde.
In het 2e. Dl. van tuinmans Nederd. Spreekw., op bl. 42, komt het spreekwoord voor:
Men neemt het mede onder de dekens,
dat, om gelijke reden, bij avond behoort. Men voege daarom, op bl. 23 no. 6, in de aanteekening, bij:
Tuinman II. bl. 42.