Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten(1966)–Fritzi ten Harmsen van der Beek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] [Zo rauw] Zo rauw gaat het toe op die rampzalige terreinen, waar de geraffineerde gekkin spreekt tot de kruidenier: Dokter, als mijn geliefde komt zal ik de teergeworden kersetakken breken en de wimpels verbranden van mijn wispelturigheid. O als hij komt, die onder hevig is aan mijn bevalligheid en zich mijn zinnen ontbinden als loze leliebladeren, zal ik betalen overvloediger dan bloeiend ik, want God weet dat geld is als zaad en het is beter te geven dan te ontvangen... (Maar in een bel boven zijn kop verschijnt het: lul maar raak) en zij, nog razender: een oude merrie heeft een trap gekregen waarvan ik niet genezen ben, ik heb het zelf gelezen, waar Aristoteles van Plato schrijft, en hij: dat kan wel zijn maar ik heb iets gegeven en [pagina 22] [p. 22] niets terug gekregen en zij: mijn vader! en hij: mijn geld! en zij getroubleerd: ik zweer u, als de maan week is en heel wit zal ik het geven: ik, toch zelf een wassende maan, een zwellende witkalfslederen beurs vol pure ongerechtigheid, dat is dus afgesproken? Dus klimt hij op zijn schitterende schat, zijn bakfiets- dier dat hem terugvoert in het naburig proper dorp, het hoofd vol geuren van vuilnis, koninklijke stallen en Hasekamps onvolprezen oude genever. Maar de maan- den zich vervullen, de verloofdes putten zich uit, de lege flessen hopen zich op en sneller steeds zich alles ledigt, vermindert en ontwijkt: in liefde en liefde in beestachtige grenzeloze onverschilligheid Vorige Volgende