Van Japan
(1775)–Onno Zwier van Haren– Auteursrechtvrij
[pagina 2]
| |
Eerste onderzoek.
| |
[pagina 3]
| |
Dus in 't laast van 't jaar 1599 van de Kust van Chili vertrokken, kwam het schip de Erasmus, in de maand April van 't volgende jaar, alleen onder de Japanse wal, door het ander schip onderweeg verlaten. De Captein van de Erasmus, was genoemd Quakernaak, de Koopman Melchior Santvoort, en de Stuurman een Engelsman, met naam William Adams. Al 't scheepsvolk, de Officieren 'er onder gereekend, bestond in vier en twintig hoofden, op vyf of zes na, alle zeer ziek, weshalven de Japanners geen moeyte hadden om zig van Schip en Volk meester te maken, gelyk sy deeden. In 't begin wierden die Zeelieden reedelyk wel behandeld: men stond hun toe de zieken aan land te brengen, men bezorgde zelfs een huis en ververschingen voor hen, zo, dat behalven drie, die stierven, alle de andere zig binnen korten hersteld zagen: maar onderwylen door de Portugeese Jesuiten beschuldigd van Zee-Rovers te zyn, wierdense gevangen gezet, in geen gering gevaar van gekruyst te worden. Ongoschio, die toen het Japanse Ryk bestierde, onder de naam van Regent, en als Voogd van de jonge Keizer Fide-Jori, wierd begeerig om eenen van die vreemdelingen te zien, en men zond hem den Stuurman Adams; welken de Vorst tweemaal voor zig deede verschynen, hem iedermaal bezonderlyk naa-vraagende over de Portugeese en Spaanse Natien; en die gesprekken waren moogelyk, door de Portugeese taal, welke Adams magtig was, en de Japanners, welke in meenigte, die spraak verstonden, aan Ongoschio konden uitleggen. Niet teegenstaande deese bejegening die gunstig scheen, wierd Adams veertig dagen opgeslooten in 't gevangenhuis van Ozacca, daar Ongoschio zig des tyds bevond: en geduurende die tyd gaven de Portugeesen en hare Vrienden zig alle moogelyke beweeging, om Adams en syne makkers als Roovers ter dood te doen brengen: maar de Vorst antwoorde, dat deese menschen geene beleediging aan 't Japanse Ryk hadden gedaan, en dat het onbillyk zoude | |
[pagina 4]
| |
zyn om hen te straffen over 't kwaad dat sy hadden kunnen doen aan de Portugeesen, met welkers Koning hy wist dat sy in oorlog waren. Hy deed meer, want, waarschynlyk, harer aller kundigheid op die van Adams wikkende, reeds met groote voorneemens bezield zynde, en denkende dat zo hy ooyt een Vloot van noden had, deese vreemdelingen hem van nut zouden kunnen zyn, nam hyse, onder toeleg van geringe jaar-wedden in synen dienst, en verbood hen uit Japan te gaan. Het schip wierd verbeurd verklaard, om dat in Japan, gelyk in Europa de willekeurige roofzugtigheid van de Strandheeren, dit verfoeylyk recht hadde ingesteld. Sy bleeven dus aldaar droevig en armoedig, geduurende vier of vyf jaaren, woonen; ten einde van welke, Adams, die een schip voor Ongoschio hadde gebouwd, en daar door de gunst van die Vorst had gewonnen, syne vryheid verzogt. Maar Ongoschio, die reeds de naam van Keyzer had aangenomen en nu eenen scheepmaker meer als ooyt nodig had, sloeg hem syn verzoek af: en om hem deese weigering eenigzins te verzagten stond hy hem de vryheid syner lotgezellen toe; van welke eenige, gelyk Vincent Romein zig tot Nangazacki nedergezet hebbende, in Japan bleeven, en andere, gelyk Quakernaak en Santvoort, middel vonden na Patane, in de Indien, te vertrekken, daar de Hollanders een Comptoir hadden. Aan 't Opper-Hoofd van dit Comptoir bodense hunnen dienst aan, dog deese hen afgeweesen hebbende, keerde Santvoort weder na Nangazacki, en wierd aldaar ook Vry-Koopman; maar Quakernaak trok na Johor, waar om streeks de Admiraal Matelief in 't Jaar 1606 met een Vloot, op en nêer de Straat van Sincapoera, kruyste. Deese nam hem aan als eerste Stuurman, en gaf hem kort daar na het bevel op een van syne scheepen, ook genaamd de Erasmus, op welke kiel hy in de tweede Zee-slag voor Malacca sneuvelde. Matelief had egter van Quakernaak genoeg vernomen om te voelen hoe voordeelig de Handel op Japan voor de | |
[pagina 5]
| |
Hollanders zoude kunnen zyn: en 't is te denken, dat hy toen reeds eenige scheepen derwaarts zoude gezonden hebben ingevalle syne omstandigheeden, dit hadden toegelaaten: maar syne Vloot was zo verzwakt, door 't beleg van Malacca, het welke hy hadde moeten opbreeken, en door twee Zee-gevegten met de Portugeesen, waar in hy, schoon Overwinnaar, egter veel volk hadde verlooren; dat hy genoeg te doen had, om de zaaken in Indien in staat te houden zonder nieuwe ondekkingen te onderneemen. Hy vergenoegde zig dan, met alle Japanners, die hy op Zee ontmoete (en die Natie was ter zelver tyd door alle gedeeltens van het Oost der Indien verspreyd) met de minzaamste vriendelykheid te behandelen, en de geruchten voor uit te doen loopen dat binnen kort de Hollanders in Japan zouden komen, en koopwaaren meede brengen van de zoorten waar van hy staaltjes, als geschenken, onder hen uitdeelde. En dit wierd inderdaad twee jaaren daar na uitgevoerd, wanneer de macht der Hollanders merkelyk versterkt, door een nieuwe en groote Vloot, onder bevel van Verhoeve, Opvolger van Matelief, toeliet twee scheepen na Japan te zenden, welke aldaar in 't jaar 1609 aankwamen, en de vryheid van Handel in 't Ryk, en toelaating van een vast Comptoir in de Zee-haven van Firando, verkregen. Het is nu tyd om te zien in welke staat, in dat jaar, het Japanse Ryk, met betrekking tot zaaken van Godsdienst en Regering, zig bevond. Japan was nauwlyks ondekt, of François Xavier, die omtrend deeze tyd de Christelyke Godsdienst met een Apostolise yver in de Oost-Indien aankondigde, zogt geleegenheid om derwaarts te gaan, en na veele tegenstribbelingen, lukte hem dit eindelyk in 't jaar 1549. Maar de taal van 't land niet genoeg verstaande, was de voortgang niet zo groot in den beginne, als hy wel wenschte, en dewyl onder andere teegenwerpingen die men hem deed, ook deese was, dat zo de Godsdienst welke hy predikte, de beste was, het Ryk van China de zelve reeds zedert lang zoude aangeno- | |
[pagina 6]
| |
men hebben, nam hy voor na dat Ryk te gaan: het welke in die tyd in 't Oost voor Staat- en Zeede-Kunde vermaard was. En in de poogingen om in China te dringen, waar van de Havens voor Vreemdelingen gesloten waren, stierf hy, in 't gezicht van de Kusten. Dog de Jesuiten door hem in Japan gelaaten, en die welke naderhand wierden gezonden, de taal en gewoontens van 't Land grondig geleerd hebbende, hadden zodanig eenen gelukkigen toeloop, dat veertig jaaren na dat de Christelyke Godsdienst aldaar was begonnen gepreedikt te worden, men agtien maal honderd duyzend Christenen in dat Ryk telde; bestierd door Priesteren van allerzoorts Ordens van de Roomse Kerk, welke uit Europa na derwaarts waren toegevloeyd: en Paus Pius de Vde. had reeds in 't jaar 1566 den eersten Bisschop voor Japan benoemd. Dog wanneer de vermaarde Tayco-Sama, omtrend het jaar 1586. geheel Japan aan syne Wetten had onderworpen, nam hy voor den aanwas van die Godsdienst te beletten; niet, zeide hy, dat die Godsdienst, in zig zelven, kwaad is, maar sy kan niet in Vreede leeven met de Japanse en twee Godsdiensten zo vyandig de eene aan de andere, zouden onlusten in 't Ryk verwekken. Ingevolge van dien liet hy in 't jaar 1587 een Placaat uitgaan, waar in belast wierd alle de Kruyssen en Kerken der Christenen af te breeken, en verboden, eenige de minste teekenen van Christendom te dragen, en alle Japanners met dood of ballingschap bedreigd, welke deese Godsdienst zouden blyven aankleeven: de vreemde Zendelingen wierden uit het Ryk gebannen, zo nogtans dat aan elk hunner, de tyd van twintig dagen wierd toegestaan, om zig ter inscheeping na de haven van Firando te begeeven, en aankondiging van doodstraf voor alle die geene welke na die tyd, buiten Firando, in 't Ryk zouden gevonden worden: en niettemin wierd de Portugeese Natie toegelaaten haren gewoonen Koop-handel te dryven, mits zig zorgvuldig wagtende, om van hare Godsdienst met de Inboorlingen te spreeken, of Zendelingen in 't Ryk te brengen. | |
[pagina 7]
| |
De Jesuiten scheenen te gehoorzamen, en zommige vertrokken oopenbaarlyk na Indien, terwyl anderen, bedekt, in Japan bleeven: dog de Franciscaanen dit voorbleeld van voorzigtigheid niet volgende, toonden zig en preedikten na gewoonte. Hier op wierden sy, en alle die tot haar Huys tot Ozacca behoorden, met twee Cathechiseer meesters en een Japanse Jesuit, die by hen zig bevond, gevangen genoomen, en alle te zamen, na eene zeer lange vasthouding, ten getale van zes en twintig, in 't jaar 1597, tot Nangazacki, gekruyst; niet om dat zy Christenen waren, maar, om datse ongehoorzaam waren geweest aan 't gebod van de Souverein, waar voor de kruysdood in Japan de gemeene straf is. En de Europeërs zouden 'er waarschynlyk met ballingschap afgekomen zyn, zonder eene gebeurtenis die ter zelver tyd voorviel. Een Castiliaans schip was op last van de Keyzer, in de haven van Urando, in 't Koningryk van Tosa aangehouden. De Stuurman van dit schip, met een Keizerlyke Commissaris, door den Vorst van Tosa ter maaltyd onthaald werdende, verhief zeer hoog de macht van de Koning van Spanjen, en om 'er aan die Vorsten bewysen van te geeven, vertoonde hy hun op een Weereld caart, alle de Landen welke ter dier tyd in de vier gedeelten der Gloob aan dien Monarch onderworpen waren. De Japanners verwonderd over zulk een uitgestrekt Gebied, vroegen, van welke middelen men zig hadde bediend om eene diergelyke Heerschappy by een te brengen? Niets is gemakkelyker, antwoorde de Castiliaan, onse Koningen beninnen met Gestelyken te zenden in de Landen die sy willen overheeren: deese brengen 't gemeene volk tot onse Gods-dienst: en zo ras sy hier in merkelyk gevorderd zyn, dan zend men krygsvolk dat zig by de nieuw bekeerde voegd, en niet veel moeyte heeft om zig meester van de overige te maaken.Ga naar voetnoot* Men is niet verwonderd dat deese woorden ter ooren van Tayco-Sama gekomen zynde, dien Keyzer verbitterden, maar men moet met reeden admireeren dat hy niet- | |
[pagina 8]
| |
teengenstaande dit, nooyt, nog Zendeling nog Japanner, om Godsdienst, met de dood heeft doen straffen: dog uit alles wat ons van die Vorst in de Geschiedenis bekend is, schynd hy van voorneemen geweest te zyn om de gronden van syne Regeering op de goedheid te vestigen. Dus was de eenigste uitwerking van dit Placaat, dat Koningen of Gebieders van Provintien, die de Roomse Geestelyken of de Christenen haat toe droegen, eenige vervolgingen begonnen, terwyl andere die Godsdienst voortgingen te begunstigen: en midden in deese dubbele staat, nam 't getal der Christenen dagelyks aan. Maar de rust welke het Japanse Ryk binnenlands, onder Tayco-Sama genoot was van geene lange duur, en syne dood in 't jaar 1598 voorgevallen, vulde wel haast alles met onderlinge twisten, en nieuwe verwarring. Hy liet maar eene Soon na, met naame Fide-jori, zes jaaren oud; en de schielyke ziekte welke Tayco-Sama weg rukte, gaf hem maar eeven de tyd, om tot Regent van 't Ryk en Voogd over syn Soon aantestellen Ongoschio Koning van Bando-ue, de bekwaamste Man, de beste Generaal, en de grootste Staatkundige, van alle Japanse Vorsten: en om hem aan syn soon te verbinden, deed hy dien Soon ondertrouwen met de Dogter van Ongoschio: en hy benoemde by Ongoschio een Regeerings Raad, verkooren uit de voornaamste Japanse Grooten. Alle die voorbehoedzaamheid was egter onnut: want nauwelyks hadde Tayco-Sama den geest gegeeven, of men bespeurde dat de Regent alles aan zig trok, met voorneemen zo 't scheen, om aan de by hem gevoegde Raaden geen schaduw zelfs van gezag over te laaten: dit veroorzaakte een scheuring, welke door het opneemen van de waapenen aan wederzyden wierd gevolgd. De Christenen verkoosen ongelukkiglyk de party van de Raaden, en deese door Ongoschio, in 't jaar 1601 overwonnen, of sneuvelden met de waapenen in de handen, of verlooren het leeven op 't schavot. Men begrypt dat in deese bloedstorting de Christenen niet meer wierden bespaard als de anderen; en dat On- | |
[pagina 9]
| |
goschio van die tyd af de Christenen als syne personeele Vyanden aanzag. Maar schranderder nog als wraakgierig, en in de groote voorneemens welke hy in de ziel had, de tyd van wraak nog niet gebooren ziende, of 't getal en de macht van de volgers en begunstigers van die Godsdienst vreesende, wist hy geduurende eenige jaaren, onder uitterlyke vriendschap, syne haat te ontveinsen; terwyl hy in 't geheim alle middelen bereide omse onder de hand en van ter zyden te verzwakken, en eindelyk by de eerste goede geleegenheid uit te roeyen. Dog onmiddelyk na de overwinning nam hy de naam van Keyzer aan, zonder die egter aan Fide-jori t'ontneemen: den welken hy onderwylen tot Ozacca deed opvoeden, met het waarschynlyk oogmerk om den geest en 't hart van die jonge Vorst te verwyven in een Stad, die reeds in die tyd, zo als nog, niets als vermaak en wellust vertoond. En synen eygenen Soon de Xogun-Sama, na Jedo (het welke de grootste Stad van 't Ryk begon te worden) met woon gezonden hebbende, om aldaar te gebieden, vestigde hy zelve syne residentie tot Surunga, een stad in 't middelpunt van Niphon, het uitgestrektste en magtigste der Japanse Eylande. Dusdanig was de staat van Japan wanneer de eerste Afgezondene van de Hollandse Oost-Indise Compagnie aldaar in 't jaar 1609 aankwaamen: voor dit jaar heeft dan, nog sy, nog hare Bedienden, eenig deel kunnen neemen in de zaaken van dat Ryk: en de veronderstelling, dat tien of twaalf Hollandse matroosen die in armoede een droevig leeven tegen haar wil in Japan doorbrachten, eenige deel in deese groote beweegingen zouden gehad hebeen, is eene ongerymdheid die geene wederlegging verdiend: en 't zy het bericht van die eerste Afgezondene, niet gunstig is geweest voor de Japanse Handel, het zy, om andere reedenen nu onbekend, dit is zeeker, dat de eerste scheepen, na dat Ryk gezonden, met waaren tot de Handel bekwaam, van wegens onse O.I.C. aldaar eerst in 't jaar 1611 verscheenen: en met zulk eene geringe laa- | |
[pagina 10]
| |
ding dat het geschaapen stond, dat de toegang tot alle Handel aan de O.I.C. zoude verbooden geweest zyn, zonder de buitengewoone hoedanigheeden van de Koopman Specx, welke my is voorgekomen de eenigste Europeaan, behalven de Jesuiten, die het caracter van de Japanse Natie volmaaktelyk heeft gekend; gelyk ik elders, breeder, heb verhaald.Ga naar voetnoot* Maar in die tyd hadde Ongoschio reeds macht genoeg verkreegen om zig te durven wreeken, en de vervolgingen tegen alles wat Christen was blaakten overal, wanneer alles ten twedemaal, schielyk opgeschort wierd door de nieuwe opkoomende burgerlyke Oorlog: want Fide-jori, moede van de onderwerpinge, en zoort van gevangenis in welke syn Schoon Vader hem hield, wilde zelve heerschen, en geen kans ziende, zonder geweld, daar toe te komen; nam hy in 't jaar 1612 de wapenen op, en had spoedig een groote toeloop, waar onder de Christenen meede aan 't hoofd schynen geweest te zyn, en daar by in de overtuiging dat die Vorst haren wissen toevlucht was, en hare Gods-dienst toegedaan. Dit miste allezints: de ongelukkige Fide-jori wierd in 't jaar 1615, door synen Schoonvader onder de muuren van Ozacca overwonnen, en verdween: het zy gedood in 't gevegt, of wel verbrand binnen Ozacca, na de veldslag aan de vlammen en de woede der Soldaaten, overgegeeven, of wel, gelyk anderen hebben gemeend, gevlucht na China. Ongoschio toen volstrekt meester in Japan, volvoerde uit staatkunde en personeele wraak, syne vervolgingen tegen die Christenen welke hy tweemaal tegen syne Regeering en persoon in de waapenen hadde gezien; die, zo Fide jori zig weder vertoonde, dien Keyzer anderwerf zouden aankleeven; en die hy, niet zonder reeden, mogt gelooven dat altyd gereed zouden zyn om ieder Japans Vorst by te springen, die onder voorgwendzel van Godsdienst, de waapenen tegen hem of syn Huys, zou opvatten. | |
[pagina 11]
| |
De Jesuit Charlevoix, in 't einde van het twaalfde boek syner algemeene Japanse Geschiedenis, verhaald een gesprek van de Keyzer Ongoschio met de Stuurman Adams, in 't jaar 1613 gehouden, waar in Adams bevestigd, het geen voormaals de Castiliaan tot Urando had gezegd; met byvoeging dat de Catholyque Geestelyken, om die reedenen uit Engeland, Zweeden, Deenemarken, en Holland waren gebannen: en Charlevoix meend dat deeze zamenspraak kragtig heeft gediend om den Keyzer tegen de Catholyque Priesteren en Godsdienst te verbitteren: maar in de veronderstelling van de waarheid van dit gesprek, in de veronderstelling dat die Vorst een van de grootste Staatkundige dien de Historie aantoond, over de veiligheid van syn Ryk en Huys raadpleegde met een vreemdeling met een timmermans baas, aan welke hy jaarlyks, in 't rykste Land van de wereld, zeeventig ducaaten tot onderhoud gaf, in de veronderstelling dat Ongoschio, om de Roomse Geestelyken uit het Ryk te bannen nodig had in 't Noorden van Europa een voorbeeld te zoeken, het welke Tayco-Sama in Japan had gegeeven, en dat dit alles te zamen geleegenheid heeft gebaard tot het vermoorden van zo veele duizenden Japanse Christenen; dan zoude het een Engelsman zyn, die deese Vervolging heeft veroorzaakt, en niet de Hollanders. |