Goddelycke wenschen
(1629)–Justus de Harduwijn– AuteursrechtvrijJustus de Harduwijn, Goddelycke wenschen. Hendrick Aertssens, Antwerpen 1629
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Tresoar Leeuwarden, signatuur: A 563
algemene opmerkingen
Dit bestand is, met een aantal hierna te noemen aanpassingen, een diplomatische weergave van de eerste druk van Goddelycke wenschen van Justus de Harduwijn uit 1629. Het gotisch in de legger is in deze digitale versie romein weergegeven, romein en cursief zoals in het origineel, behalve waar romein in gotisch staat: daar is het gotisch romein en het romein vet.
In het gebruikte exemplaar zijn de pagina's 138 en 139 genummerd als 140 en 141. Dit is in deze digitale editie verbeterd. De paginanummers 142 en 143 worden in de legger niet gebruikt en ontrbeken derhalve in deze digitale versie.
De teksten in de picturae zijn niet getranscribeerd, omdat ze op de pagina erna herhaald worden. Omdat pictura 12 - vóór pagina 127 - in het gebruikte exemplaar ontbrak, hebben we deze vervangen door de pictura uit exemplaar 1177 G 10 van de universiteitsbibliotheek Leiden.
Voor elk embleem is een kop tussen vierkante haken toegevoegd. De titel is telkens afgeleid van het onderschrift bij de pictura.
redactionele ingrepen
p. 4: schjnt → schijnt, ‘Lacch'ick, het schijnt my te ghereyen;’
p. 38: berbitteert → verbittert, ‘noch en blijft op hun niet meer verbittert /’
p. 45: mjin → mijn, ‘slaevernije, ende vergheeft alle mijn misdaeden.’
p. 59: vimmem → vimmen, ‘Maer langher leven sy die met ghelatte vimmen’
p. 24: voorstan → voorstaan, ‘ende op badtstoven / ende te laten voorstaan’
p. 61: Pot-bacber → Pot-backer, ‘ghelijck de pot-aerde oock niet en kan teghen den Pot-backer.’
p. 96: omslomert → omslommert, ‘Staende daermé nu bekommert Eene nett' dit al omslommert’
p. 99: arde → aerde, ‘Sijnen strick is verborghen in die aerde’
p. 105: dwingēt → dwingē, ‘Wat lof behaelt den knecht den Heer in recht te dwingē’
p. 129: Herft → Herfst, ‘VVant soo den Herfst die komt berooven’
p. 269: paradijs → paradijs., ‘De stadt is eene ghevanghenisse; de wildernisse een hemels paradijs.’
p. 292: stricksken → strickskens, ‘soo veel woordekens soo veel strickskens / sy treckt ’
p. 305: moedet → moeder, ‘mijnen Broeder, suyghende de borsten van mijne moeder’
p. 330-331: heyilghe → heylighe, ‘die eeuwighe ende die heylighe dry-eenigheydt ’
p. 386: gheneghtn → gheneghen, ‘Wy zijn uytter nature ghemeynelijck soo gheneghen tot’
p. 482: itk → ick, ‘wel te passe; nu leve ick / dan sterve’
p. 539: verdonckert → verdonckert., ‘uyt en gaet oft en verdonckert. Wenscht dā’
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (*1v, *2v, *3v, 6, 180, 394 en 608) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. *1r)]
Goddelycke
vvenschen.
verlicht met sinne-beelden, Ghedichten
en vierighe uyt-spraecken
der
Ovd-vaeders.
Naer-gheuolght de Latynsche
vanden Eerw.
P. Hermannvs Hvgo
Priester der Societeyt Iesu
door
Ivstvs de Hardvyn P.
Quemadmodum desiderat ceruus ad fontes aquarum. Ps. 41.
Utinam saperent et intelligerēt. Deut. 32
Desiderium habens dissolui et esse cum Christo. Ad Phil. 1.
Quis dabit capiti Meo aquā? Hier. 9.
Daniel vir desideriorum. Dan. 10.
T'Hantwerpen
by Hendrick Aertssens
In de Cammerstrate inde witte Lelie. 1629.
Met gratie ende Priuilegie.
[pagina ongenummerd (p. *2r)]
Goddelycke
vvenschen.
Verlicht
Met Sinne-beelden / ghedichten /
ende vierighe uytspraecken
der Oudt-vaeders.
&c.