Goddelicke lof-sanghen
(1620)–Justus de Harduwijn– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
[pagina 178]
| |
Den Kerckelijcken Lof-sangh: Te Devm Lavdamus.
Ga naar voetnoot1ALmachtigh God u loven wy,
Die allom hebt u Heerschappy:
Die den om-loop van deser eerde,
Als Vaeder houwt in eer, en weerde.
Ga naar voetnoot2D’Inghels en d’Hemel-crachten al,
Die loven u met soet gheschal.
De Cherubins, en Seraphinnen
In uwen lof by-nae ontsinnen.
Ga naar voetnoot3Zy roepen Heyligh, Heyligh Godt
Iehova, ende Sabaoth.
Hemel, en Aerde staen ghelaeden,
Met uwen lof, en hooghe daeden.
Ga naar voetnoot4U zaeligh-rijck Apostel-schaer
En u Proheten allegaer
En Martelaeren roode bende
Singhen u lof al sonder hende.
Ga naar voetnoot5Soo doet de Kerck u oock altijt,
O Vaeder die allomme sijt:
Door wiens licht worden beschemelt
Lucht, zee, en aerd, en het ghehemelt.
| |
[pagina 179]
| |
Ga naar voetnoot6 Zy singht oock ‘tlof van uwen Soon,
Vlietigh altoos tot u gheboon,
Zy singht den Gheest, die g’hebt ghesonden,
Om te doen spreken stomme monden.
Ga naar voetnoot7hominem, non horruisti virginis vterum.O Christe dan als Coninck groot
Syt ghy ghecommen t’onser noot:
En om den mensche te ghenesen
Hebt ghy een mensche willen wesen.
Ga naar voetnoot8Ghy hebt de Doot door uwe cracht
Verstickt, vernielt, en onghebracht:
En haeren strael, net afghebroken,
Waer door den Hemel staet ontloken.
Ga naar voetnoot9Soo dat ghy nu in ‘tzaeligh land
Sit aen uw’s Vaeders rechter hand
Op eenen throon zeer rijck bepeerelt
Als Rechter groot van heel de Weerelt.
Ga naar voetnoot10Wel aen o Iesu Christe soet,
Comt u dienaeren te ghemoet:
Die ghy soo dier hebt willen coopen;
Dat gh’u in bloedt hebt moeten doopen.
Ga naar voetnoot11Laet ons van d’uyt-ghelesen sijn,
Die nu verlost uyt druck en pijn,
| |
[pagina 180]
| |
Hun spieghelen in alle lusten,
En eeuwelijck met u oock rusten.
Ga naar voetnoot12Iont dogh u volck al dit gheluck,
En van hun weert dogh allen druck:
Noch en ghehinght niet te bederven
Die ghy voor d’uw hebt willen erven.
Ga naar voetnoot13Want sonder op-bouw, en verdragh,
U zeghenen wy allen dagh:
En niet en is ons aenghenaeme,
Dan te verheffen uwen naemen.
Ga naar voetnoot14O Heer dat sonder siele-schae,
Heel desen dagh ten Avent gae:
En de sondaeren wilt ghedincken,
Met u ghenae die te beschincken.
Ga naar voetnoot15Soo sullen wy, o Hooghsten Heer,
U lof uyt-singhen meer en meer:
Want al ons hope vroegh, en spaede
Alleene steunt op u ghenaede.
|
|