bende het geluk gehad van in handen van goede Overzetters en Poëeten te koomen.
Nu mogt men zeggen, dat ik moet bekennen hoe de Fransche Treurspeelen als volmaakt zyn, en die, nochtans nalaat te berymen. Hier op diend, dat ik, met een onvermoeiden yver, de Fransche Poëeten in hunnen alom roembehaalende Treurstyl, door eigen vindinge zal poogen na te volgen, als zulks voor my hebbe geoordeeld het beste te weezen: en wat misslag is het als iemand bevorderd, 't welk hy vermeend voor zich zelf het nutste te zyn? Ook kan men het die geen niet voor verwaandheid aanvryven, die in de laagte der wetenschap staande, middelen gebruikt die helpen konnen om zich zelven allengs hooger op te beuren; zo zyn, op die wys, de Fransche Poëeten in hunnen Treurtoon, tot op den top van den Zangberg opgesteegen; doch ik ben verzekerd dat 'er in ons Land, en voornaamentlyk in de ze Stad, wel zyn, die, zo zy hun verstand wilde besteeden tot het van de grond opbouwen van Tooneelstukken, groote verwonderinge zoude geeven: hun naamen zal ik verzwygen om hen, door hun lof, niet ten doel van de Nyd te stellen.
Een ander kon nu zeggen: nadien u dan de eigen vindinge gevalt, waarom dan geen andere stof verkooren, als die reeds door de Heer Corneille tot een Treurspel gemaakt was? want zo hadden de geene die de Fransche Sophonisba hebben gelezen de zwakheid van de uwe zo klaar niet konnen aantoonen.
De geen, zeg ik hier op, die met groote lust iet ter hand neemt, heeft, onweetende, een derde van 't zelve verricht; hierom verkoor ik de stof van Sophonisba, terwyl de lust my daar toe aandreef, en die my ook de vrees, voor de zwaarheid van 't werk, deê verminderen. En wat aangaat de deftigheid waar meê de Fransche Sophonisba boven de myne mogt praalen, zulks, zeg ik, zal, noch kan my niet hinderen: want myn oogmerk is om de grootste vernufien, in Poëzy, door eigen vindinge, van verre na te treeden.