Sterven als een polemist: Menno ter Braak 1930-1940
(2001)–Léon Hanssen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 461]
| |
Hoofdstuk 23
| |
[pagina 462]
| |
ringen zo vol met grapjes over de levenden, waarom schitterden zij zo door een veelheid van bonte voorstellingen uit de alledaagse werkelijkheid? Ineens drong tot hem door wat de filosoof Sjestov precies bedoelde met zijn gedachte dat het leven niets anders is dan de dood - in camouflage. Waar wij ook kijken, wat wij ook waarnemen: telkens is het de dood die ons hypnotiseert met zijn miljoenen ogen.Ga naar eind2 Ter Braak was blij dat in de loop van de vakantie onverwacht zijn broer Wim zich bij het gezelschap aansloot. Dat deze stiekem een oogje had op Ants zuster Mineke en daarom tot ieders verbazing over berg en dal was komen tuffen uit Holland, wist op dat moment alleen Wim zelf. De humor van zijn broer werkte ontspannend op Menno ter Braak en zijn auto gaf hem meer bewegingsruimte - al stond Wim hem niet toe zelf te chaufferen. Uit financiële overwegingen moest hij helaas afzien van een bezoek aan Thelen en Marsman in het, werkelijk afgelegen, bergdorpje Auressio bij Locarno in Tessin. Wat nu echter wel mogelijk werd: een kennismakingsbezoek aan Thomas Mann! Als hij deze kans zou laten lopen, was Ter Braak gek geweest. Thomas Mann woonde op dat moment als Duitse emigrant met een Tsjechisch paspoort in Küsnacht aan de noordkant van het Meer van Zürich. Manns Der Zauberberg had een beslissende invloed gehad op Het carnaval der burgers en ook nadien had Ter Braak zijn koers altijd bepaald aan de hand van de positie van de ‘Tovenaar’, zoals Thomas Mann, eerst door zijn kinderen en later ook in breder kring, genoemd werd. Toen Ter Braak aan Marsman meedeelde dat hij niet naar Auressio kwam, maar dat hij wel voornemens was Thomas Mann te bezoeken - ‘zuiver persoonlijk’ -, gaf hij daarmee ook een hiërarchie aan. Maar uit het feit dat Ter Braaks broer en zelfs zijn vrouw Ant niet mee naar binnen gingen bij Mann maar in de buurt rondjes bleven rijden, blijkt tegelijkertijd de nervositeit die dit bezoek aan de Nobelprijswinnaar opriep in chalet Wyrsch.Ga naar eind3 Ook naar het adres van Greshoff ging alvast een aankondiging van het bezoek: Ik ben erg nieuwsgierig naar den indruk, en zal je daarover direct schrijven. Zijn ‘Betrachtungen eines Unpolitischen’ herlezend, concludeer ik in ieder geval tot een zeer ‘honnête’ figuur, ondanks zijn oer-duitsche kanten. Maar zou hij ook kuren à la Huizinga hebben gekregen? Dat ware pijnlijk. Ik kan het me, na zijn Open Brief,Ga naar eind4 ook haast niet voorstellen.Ga naar eind5 | |
[pagina 463]
| |
Thomas Mann had met betrekking tot het bezoek op die zonnige augustusmiddag aan één regel genoeg in zijn dagboek: ‘Der Hollander recht angenehm’.Ga naar eind6 Ter Braak daarentegen strooide zijn impressies uit in brieven aan verscheidene vrienden. De kennismaking had zijn vermoedens over de mens en de auteur ronduit bevestigd. Zijn indruk was werkelijk ‘zeer gunstig’. Mann bleek precies de man van zijn boeken. Hij maakte de indruk van een Hans Castorp - de hoofdpersoon van Der Zauberberg - op oudere leeftijd. Hij was uiterst aimabel gebleken en niet pretentieus en gearriveerd als Huizinga, in vergelijking met wie hij ook veel ‘universeeler’ was. Neen, Thomas Mann was wel tien Huizinga's waard.Ga naar eind7 Toch was er ook kritiek. Want net als Huizinga hoorde Thomas Mann thuis in de categorie van de negentiende eeuw. Bij alle welwillendheid die hij voor de problematiek van Ter Braaks generatie had getoond, bleef hij een humanist in de oude zin van het woord. Op de eigenlijke kern van het nazidom kreeg hij nauwelijks vat. Dat was Ter Braak ook opgevallen toen hij een balletje had opgeworpen over zijn boek Van oude en nieuwe Christenen. Thomas Mann leek hem nauwelijks te kunnen volgen bij zijn uiteenzetting over de teloorgang van het christendom als hoogste morele en religieuze instantie in de westerse cultuur. Moesten we het christendom dan maar dood verklaren en begraven, had de auteur van Joseph und seine Brüder hem met een verwonderde blik achter de sigarenrook gevraagd. Neen, dat nu ook weer niet. Ter Braak pleitte voor een christendom zonder Christus, waarin alle voor een vrije democratische toekomst noodzakelijke elementen overeind bleven. Een werelds, ja gerevolutioneerd christendom dus! Dit was Thomas Mann duidelijk te radicaal. Had hij zich in het woord vooraf bij het nieuwe, onder zijn toezicht uitgegeven, tweemaandelijkse tijdschrift Maß und Wert niet juist voor het christendom uitgesproken als een van de fundamenten van de cultuur van het avondland?Ga naar eind8 Ter Braak wist dat hij nu niet langer moest blijven aandringen, wilde hij het gesprek aangenaam houden. Hij verzoende zich met de gedachte dat hij op zijn zestigste blij mocht wezen als hij nog zo zou zijn ‘wie der Thomas’. Beide heren drukten zich nog eens diep in de kussens van hun fauteuils toen Manns jongste dochter Elisabeth aantrad om een stukje piano te spelen. Ter Braak vond het een feest.Ga naar eind9 Bij het afscheid spraken zij af dat hij een in het Duits vertaald hoofdstuk van Van oude en nieuwe Christenen naar Küsnacht zou opsturen: Thomas Mann wilde zich eventueel sterk maken voor opname daarvan in Maß und Wert.Ga naar eind10 | |
[pagina 464]
| |
Eenmaal in Buochs klom Ter Braak meteen in de pen om Vigoleis Thelen aan te zetten tot de vertaling van het ‘sleutelhoofdstuk’ over ‘Christus, de antichrist’ uit Christenen. Mocht het snode plan onverhoopt niet doorgaan, dan beloofde hij hem twintig gulden uit eigen portemonnee. Hoezeer Ter Braak zich intussen verkneukelde bij de herinnering aan het bezoek te Küsnacht en bij het vooruitzicht van publicatie in Maß und Wert, blijkt uit een artikel dat hij onmiddellijk na thuiskomst in Het Vaderland plaatste. Onder de titel ‘Maat en Waarde’ gaf hij uitvoerig zijn indrukken van Thomas Mann weer en hij kenschetste hem nu als een twee gezichten-man. Het ene gezicht was dat van de burger die weet dat hij burger is en blijft, het andere dat van de burger die van zijn eigen grenzen weet en daarom ‘over zichzelf gericht houdt’. Dit spel met verschillende gezichten krijgt in het bewuste artikel iets van een carnaval der burgers. Ter Braak ging zelfs zo ver de twee wezenstrekken van Thomas Mann te verbinden met de titel van diens tijdschrift. Het harmonische en wellevende in zijn karakter, dus het burgerlijke, stond voor maat, zijn volstrekt persoonlijke oogopslag en stemintonatie daarentegen, de burger dus die een vonnis over zichzelf heeft geveld, stond voor waarde.Ga naar eind11 Medio september had Ter Braak de vertaling van Thelen in zijn bezit en hij stuurde haar linea recta door naar Thomas Mann. Diens antwoord, zo voelde hij, zou beslissend zijn. Zou hij het stuk afwijzen, dan was hij uitsluitend een conservatief, zonder revolutionaire ambities. Ter Braak wachtte gelaten af. Wel had hij een passage geschrapt die Thomas Mann mogelijk tegen de haren in kon strijken.Ga naar eind12 De publicatie van ‘Christus, de antichrist’ in Maß und Wert werd echter een lijdensweg. De feitelijke redacteur van het tijdschrift, de Elzasser publicist Ferdinand Lion, had zozeer in het manuscript zitten knoeien, dat Ter Braak een vertwijfeld klaaglied aan Thomas Mann stuurde. Hij sprak van castratie en zag daarachter de mentaliteit van een ‘humanistisch jezuïtisme’ dat hij rondweg haatte.Ga naar eind13 Thomas Mann hield onmiddellijk een spoedberaad met Lion in het Waldhotel te Arosa. De volgende dag dicteerde hij een briefGa naar eind14 die Ter Braak grotendeels geruststelde. Mann liet duidelijk zijn grote respect voor Ter Braaks tekst merken, maar gaf ook te kennen dat zijn betoog aan duidelijkheid zou winnen als het werd ingekort. Hij verzocht hem in de vriendelijkste termen daarover te willen onderhandelen. Ter Braak kon zijn leedvermaak niet onderdrukken: waarschijnlijk had Lion een pak voor de broek gehad. Vlug deed hij een | |
[pagina 465]
| |
paar tegenvoorstellen tot inkorting van zijn essay.Ga naar eind15 Thomas Mann besprak de gereviseerde tekst op 25 januari 1938 met Lion. Aan zijn dagboek vertrouwde hij zijn zorgen over de ‘provocerende paradoxie’ van Ter Braaks opstel toe.Ga naar eind16 Intussen had Vigoleis Thelen als een razende het complete Van oude en nieuwe Christenen door zijn verduitsende typemachine gehaald. Welke buitenlandse uitgeverij zou het willen uitgeven? Thelen liet een hele rij namen de revue passeren, van Thomas Manns uitgever Bermann Fischer te Stockholm via Oprecht Verlag in Zürich tot de Éditions du Carrefour in Parijs. Desnoods wist hij nog een boekhandelaar in Locarno, die hem bij een zelfklussend uitgeverijtje kon introduceren. Maar uiteindelijk kwam zelfs van de publicatie van ‘Christus, de antichrist’ niets terecht. Ferdinand Lion bleek Ter Braak maandenlang aan een lijntje te houden, tot hij hem in augustus 1938 met een ‘ganz gemeinen Brief’ zijn laatste hoop ontnam.Ga naar eind17 Ter Braak was bitter teleurgesteld, niet in de laatste plaats ook in Thomas Mann. Ook Thelen moest in een hoofdletter-loze briefkaart aan Marsman zijn gal spuwen: ‘op de hoogte van den pijnlijken uitgang mennomann-lion? het is wel onbegrijpelijk, hoe felix krullGa naar eind18 toch werkelijk felix krull is, dat had ik nooit gedacht. menno is razend, en diep geschokt door de houding van zijn leermeester in de toverij’.Ga naar eind19 Ondanks deze slechte ervaring koesterde Ter Braak geen wrok jegens Thomas Mann. Daarvoor hadden zij ook teveel gemeenschappelijke belangen en denkbeelden. Eind september 1938 gaf Ter Braak zijn diep verontwaardigde reactie op het Akkoord van München met het artikel ‘Het verraad der vlaggen’. Hij begreep niet hoe men in Nederland de vlaggen kon uitsteken terwijl ‘men in München op geruischlooze wijze een andere kleine natie, Tsjecho-Slowakije, den nek om had gedraaid’. Zelden gebeurde het, bekende hij in De Groene Amsterdammer, dat hij iemand of iets werkelijk verachtte. Maar deze keer had hij verachting gevoeld bij het zien van die vriendelijk kleurige vlaggen op een dag van verraad. Verachting had hij ook gevoeld jegens de Engelse premier Chamberlain,Ga naar eind20 die wat hem betrof als de Judas Iskarioth van de democratie de geschiedenis in mocht gaan. Hij moest er letterlijk van kotsen. Chamberlain had het niet treffender kunnen formuleren: ‘Its pies for our time!’Ga naar eind21 Wie had dat, zelfs nog bij de overrompeling van Oostenrijk, voor mogelijk gehouden! Een Engelsche prime-minister onderhandelt | |
[pagina 466]
| |
op Duitsch grondgebied onder pressie van een vrijkorps, brengt den Hitlergroet, etc! De blamage is zoo intens, dat er al niet veel meer te redden lijkt. Arme Tsjechen. Zou die Chamberlain kindsch of verkocht zijn? Laten wij er verder maar over zwijgen; er is toch niets aan te doen. Het ergste is nog wel de volkomen machteloosheid der menschen van goeden wil.Ga naar eind22 Ter Braaks reactie op het Münchense debacle vond haar pendant in een brochure van Thomas Mann met de titel Dieser Friede. Ook deze toonde zich diep verontwaardigd over het ‘schandelijk bedrog’ van de Engelse en Franse regeringen. Ter Braak moest lijdzaam dulden dat Manns boekje door de buitenlandredactie van Het Vaderland ter bespreking werd ingepikt. Het was de flamingant Leo PicardGa naar eind23 die in een niet gesigneerd stuk in Ter Braaks krant korte metten maakte met Thomas Manns visie. Diens recente verblijf in Amerika had hem blijkbaar in een ‘verwend kind’ veranderd. Want zijn verwijten richting Chamberlain bewezen dat hij niet meer capabel was tot een reële inschatting van de Europese machtspolitiek. ‘Amerika ligt rustig ver weg; waarom zou men zich het plezier niet gunnen hard te schreeuwen?’ Maar in feite bewees Mann dat zijn rede overheerst werd door de hartstocht. De conclusie van de anonieme scribent: Chamberlain had het Europese machtsevenwicht een grote dienst bewezen - en daarmee basta. Voor de goede verstaander was dit standpunt uit de hoek van de buitenlandredactie van Het Vaderland een regelrecht blijk van disloyaliteit ten opzichte van de visie van Ter Braak, zoals geventileerd in ‘Het verraad der vlaggen’. Het was echter niet Ter Braak zelf, maar diens discipel Arthur van Rantwijk, die de handschoen opnam. Deze stuurde een ingezonden brief als protest tegen de teneur van het artikel en met name tegen enkele passages die in ‘een fascistisch geschrift’ geen slecht figuur geslagen zouden hebben. In zijn repliek op deze brief van Van Rantwijk gaf Picard een fraai staaltje van de opponent met zijn eigen wapens bevechten. Wie niet beter wist, zou denken dat Picard stiekem Ter Braaks vulpen van diens bureau had genomen. Verwijzingen naar Stendhal, Denis de Rougemont en Pascal; termen als ‘fraseologie’, ‘camouflage’ en ‘mystificatie’, dit alles wekte de indruk dat het anonieme artikel door de literaire medewerker van Het Vaderland, dus door Ter Braak, was geschreven. Over mystificatie gesproken!Ga naar eind24 Enige maanden later kreeg deze kwestie echter nog een staartje. Pi- | |
[pagina 467]
| |
cards collega Hendrik Krekel, een kleine venijnige man die openlijk met het nationaal-socialisme sympathiseerde,Ga naar eind25 zorgde voor grote opschudding toen hij in de krant van 19 maart 1939 de Duitse bezetting van Praag goedpraatte. Krekel juichte zelfs over de Engelse toegeeflijkheid bij deze nieuwe daad van agressie. Deze vreugde bleek wat voorbarig, want Hitlers optreden werd in het Westen als een inbreuk op het Akkoord van München beschouwd. Op Krekels zondagartikel kwamen zoveel protesten en opzeggingen dat de hoofdredactie van Het Vaderland zich, mede onder sterke druk van de directie van de nrc, gedwongen zag de inhoud van het bewuste stuk te wraken.Ga naar eind26 Hierbij bleef het niet: Krekel en Picard moesten zelfs het veld ruimen. Het ‘absurde mannetje’ Krekel zou met de uitgave van een eigen blaadje beginnen, Buitenlandsch Overzicht, dat hij 's nachts volschreef met natte compressen op het hoofd om zijn hoofdpijn te bestrijden. Ter Braak lachte in zijn vuistje. Hij had zich jarenlang mateloos geërgerd aan de commentaren van Krekel en Picard en hoopte dat met hun vertrek een einde kwam aan een periode van ‘liederlijk nazi-geknoei’ in zijn krant. In de zomer van 1939 verbleef Mann een kleine twee maanden met zijn vrouw in hotel Huis ter Duin te Noordwijk aan Zee. Na een kleine twee weken ging er een uitnodiging naar Ter Braak voor een kopje thee. Sterke storm bij blauwe hemel: geen weer voor een strandwandeling.Ga naar eind27 Het viel Ter Braak direct op dat de Duitse schrijver er mager uitzag. Zoals hij over het nog schaars bevolkte hotelterras naderde had hij iets van Don Quichot, met diens vermoeidheid maar zonder diens fanatisme. Bij het horen van Thomas Manns stem, voelde Ter Braak zijn laatste reserve verdwijnen: ‘die is vol nuances, en bij alle gedemptheid veelzeggend’. De eens gevierde feestredenaar van Duitsland had ook in die zin iets van een dolende ridder, dat hij thans geen ander vaderland bezat dan de wereld van de geest, ‘die overal is en nergens’. Ter Braak beklemtoonde in zijn krantenverslag van dit bezoek dat Mann rust zocht en niet gestoord wilde worden.Ga naar eind28 Hij vermeldde daarom niet dat zij bij het afscheid een afspraak gemaakt hadden voor een gemeenschappelijk bezoek aan het Mauritshuis te Den Haag, waar Ter Braak als gids zou fungeren. Om kwart voor elf 's ochtends op woensdag 19 juli 1939 ontmoetten drie personen elkaar op de trappen van het klassieke, door Jacob van Campen ontworpen, gebouw aan het Plein: Thomas Mann, zijn vrouw Katia, en Ter Braak, die hen opwachtte. Mede doordat hij vanwege het | |
[pagina 468]
| |
benauwde, regenachtige weer een lange regenjas droeg, leek Ter Braak naast het gedrongen echtpaar nog groter dan hij met zijn 1.87 meter al was. Katia Mann was in stralend wit geldeed, met ontblote onderarmen; haar man droeg een licht zomerkostuum. Maar zelfs in het museum hield Ter Braak zijn mantel aan, terwijl hij zijn gasten langs de kunstwerken leidde. Thomas Mann uitte naderhand in zijn dagboek zijn verwondering over het ‘raadsel van de bloei en het uitbloeien van de Nederlandse schilderkunst’. Ter Braak verbaasde zich er juist over dat Thomas Mann, behalve voor Rembrandt, zo lang bleef stilstaan voor het werk van de tweederangs geachte genreschilder Cornelis Troost. Verbazingwekkend? De door het verval gepreoccupeerde Thomas Mann bleef ongetwijfeld zo lang voor Troost staan vanwege het raadsel van de uitbloei.Ga naar eind29 In het Mauritshuis en bij het verlaten van het museum stond een fotograafGa naar eind30 klaar om een aantal kiekjes te nemen, die de volgende dagen door de Nederlandse pers dwarrelden. Na het bezoek aan het Mauritshuis volgde nog een lunch in hotel Des Indes. Ter Braak viel duidelijk in de smaak bij Thomas Mann. Twee dagen later was hij weer op bezoek in Noordwijk. Het dagboek van de Duitse schrijver maakt melding van: ‘thee op het terras. Daarbij Ter Braak en de schilder Citroen, die tekeningen van me maakte. Conversatie met Ter Braak over Nietzsche, over godsdiensten, christendom. Het zonderlinge sektarisme van Holland’.Ga naar eind31 Ter Braak was door Paul Citroen gebeld om de rol van gesprekspartner op zich te nemen, zodat de tekenaar zich volledig op zijn werk kon concentreren. Terwijl de hotelkapel muziek maakte, zorgde mevrouw Mann voor thee en koek. De heren intussen lieten hun gedachten de vrije loop en waren het met elkaar eens dat Nietzsches Zarathustra duidelijk tekenen van hoogmoedswaanzin vertoonde. Citroen was het allemaal om het even: als Thomas Mann nu maar eens even stil bleef zitten! Het viel hem in het bijzonder op dat de Duitse schrijver een voor een portrettist bijzonder lastig gezicht had, omdat het was samengesteld uit verschillende, met elkaar conflicterende elementen. Men zou de bezitter ervan eerder voor een diplomaat, een bankdirecteur of ook een gepensioneerd militair houden. Had Paul Citroen niet door en door Thomas Manns werk gekend, dan had hij ook nooit vat kunnen krijgen op diens raadselachtige gezicht. Hij besloot dat beide elementen, Manns werk en voorkomen, metaforen waren van een diep-menselijke strijdvaardigheid, vol van de hoogste intelligentie.Ga naar eind32 Als dank voor de assistentie schonk hij Ter Braak een van | |
[pagina 469]
| |
de gemaakte tekeningen. Deze was in zijn nopjes: ‘Ik vind haar zeer origineel gezien en inderdaad volkomen Mann... onder één aspect, en geenszins het minst karakteristieke. En dit dan ook volkomen!’Ga naar eind33 Over gezichten gesproken. Ter Braak had de portrettenjager Paul Citroen in het begin van 1939 goed leren kennen. Op drie dinsdagen in januari en februari had hij voor de uit de Bauhaus-school afkomstige kunstenaar geposeerd in diens atelier te Wassenaar. Eerst waren er verscheidene schetsenGa naar eind34 in Siberisch krijt gemaakt, waarvoor Citroen de eivorm van Ter Braaks hoofd als uitgangspunt nam. De stijlprincipes van de Nieuwe Zakelijkheid vereisten vereenvoudiging en geometrische reductie. De ovale vorm van het hoofd liet zich goed contrasteren met de kleine cirkels van het lorgnet. Tegelijkertijd probeerde de tekenaar iets van de psychologie van het model tot uitdrukking te brengen. Anders dan bij nieuw-zakelijke portretten gebruikelijk, gaf hij Ter Braak geen starende, lege blik, maar legde hij in zijn uitdrukking iets wat wel als geamuseerd-spottend, maar ook als agressief-hooghartig gekarakteriseerd is.Ga naar eind35 Het olieverfschilderij dat uit deze zittingen ontstond, wekte aanvankelijk schrik bij de geportretteerde: was hij werkelijk zo pompeus als het leek? Hij bedankte de schilder met een exemplaar van zijn Démasqué der schoonheid.Ga naar eind36 Ironie? Ant Faber kon zich zelfs nooit met het werk verzoenen. Toen enkele vriendenGa naar eind37 van Ter Braak na de oorlog geld bijeenlegden om haar het portret te schenken, verdroeg zij het werk niet aan de muur en gaf het in bruikleen aan het museum. De maker bleef echter altijd in het werk geloven en bevestigde nog in de jaren zestig zijn geestdrift voor het werk en de afgebeelde persoon: ‘U ziet hoe in dit schilderij intelligentie en emotionaliteit, agressiviteit bij elkaar zijn gebracht’.Ga naar eind38 Thans geldt Citroens olieverfportret van Ter Braak niet alleen als een van de hoogtepunten uit het oeuvre van de schilder, maar uit de Nederlandse beeldende kunst van de jaren dertig in het algemeen. Wat Ter Braak nog als pompeus beschouwde, zijn wij als monumentaal gaan zien. Wellicht ontdekte hij er ook te weinig fatalisme en pessimisme in, elementen die hem als een noodzakelijk correctief op de hysterische machtswellust van zijn tijd toeschenen. Van Thomas Mann had hij na het bezoek met Citroen zijn kort daarvoor verschenen essay over Schopenhauer als blijk van vriendschap meegekregen. Hij bedankte de Tovenaar in de meest waarderende termen. Het was voor hem een zekerheid, | |
[pagina 470]
| |
bezwoer hij in een brief, dat in het huidige tijdsgewricht de Maya-sluier van Schopenhauer meer ‘waarheid’ bezat dan de ‘blonde Bestie’ van Nietzsche, die ‘afschuwelijke mythologie van de twintigste eeuw’. Dit is als volgt te begrijpen. Volgens Schopenhauer wordt de wereld geregeerd door een aantal gronddriften: seks, machtshonger, corruptie, en alle dingen zijn slechts schijnvoorstellingen van de wil. Het hele leven is een theater waarin de mensen opgaan als in een blinde spiegel. Maar wie zich volledig rekenschap geeft van de pijn die dit theater van de wil ons bereidt, zal merken dat de sluier van Maya doorzichtig wordt en vanzelf oplicht. Hij zal steeds meer medelijden voelen met de mensheid, een medelijden dat voortkomt uit het inzicht van het Tat twam asi - dat ben jij.Ga naar eind39 Uit dit medelijden vloeien weer deugden als liefde en goedheid voort. Het inzicht in de verschrikkingen van het bestaan hoeft ons derhalve niet te doen besluiten het leven af te wijzen. Integendeel. Als er een levenshouding uit de filosofie van Schopenhauer valt te destilleren, dan is het - volgens Thomas Mann - een bacchantisch pessimisme, een positieve houding tegenover de wereld, die voortkomt uit een overwinning op het lijden en die zich manifesteert in liefde en goedheid.Ga naar eind40 Het was Ter Braak alsof hij diep in zijn innerlijk werd aangesproken. In het Schopenhauer-beeld van Thomas Mann zag hij de hele erfenis samengebald die de Duitse negentiende eeuw, van Hegel en Goethe tot Nietzsche, voor hem vertegenwoordigde. ‘Men leest zelden boeken’, complimenteerde hij de auteur van het grote essay, ‘die het gevoel van dankbaarheid achterlaten’.Ga naar eind41 Thomas Mann was verheugd over deze reactie. Per kerende post sprak hij zijn hoop uit op een spoedige nieuwe ontmoeting: ‘Wir wollen immer in Kontakt bleiben’.Ga naar eind42 De gelegenheid daartoe deed zich reeds de volgende zaterdag voor. Op zaterdagmiddag 29 juli 1939 werd de Nobelprijswinnaar in het Haagse Pulchri gehuldigd op initiatief van het Kunstenaarscentrum voor Geestelijke Weerbaarheid - ‘Geestelüke Veerbaarheid’ maakte Mann er in zijn dagboek van. Omdat professor H.J. Pos door ziekte plotseling verhinderd was, moest Ter Braak vrijwel onvoorbereid als spreker invallen. Hij releveerde het probleem van elke moderne auteur: de meeste woorden zijn zodanig misbruikt dat ze elke wezenlijke betekenis verloren hebben. Een van die woorden is ‘democratie’. Door zich in 1933 van zijn onpolitieke mentaliteit te distantiëren en zijn democratische engagement te tonen, had Thomas Mann echter een nieuwe, concrete inhoud aan het begrip gegeven. Juist aan zijn politieke keuze en het vermogen alert te reageren op | |
[pagina 471]
| |
zijn omgeving dankte hij de grote morele autoriteit, die hij thans ‘in gansch democratisch Europa’ genoot. Hij wist telkens een verantwoord midden te vinden tussen de uitersten van burger en dichter, van democratie en aristocratie, van verantwoording en vrijheid. Hierdoor was Thomas Mann volgens Ter Braak bij uitstek de belichaming van de ‘eeuwige Europeesche dialogenmensch’.Ga naar eind43 Een week later verliet de Duitse schrijver Nederland. Ook hij had een reden zich dankbaar te voelen, want in Noordwijk had hij de rust gevonden met zijn Goethe-roman Lotte in Weimar zover op te schieten, dat hij het boek spoedig kon voltooien: ‘das Schwerste ist getan’. De roman verscheen nog eind 1939. Ter Braak had voor zijn bespreking liefst twee pagina's van Het Vaderland nodig, maar in de laatste regels legde hij een conclusie die de hoogste lof voor een vorm van woordkunst behelsde die hij voorradig had. Hij noemde het resultaat namelijk ‘muzikaal’: ‘Lotte in Weimar is Goethe-muziek’.Ga naar eind44 Na het lezen van deze recensie had Thomas Mann, die op dat moment in Princeton verbleef, hem het liefst meteen de hand gedrukt. In een brief van 8 mei 1940 noemde hij het een ‘Glanz- und Kapital-Stück’ tussen alle documenten die hij over Lotte verzameld had. Aan het slot keek hij vooruit in de toekomst. Hij was ervan overtuigd dat het Duitse avontuur gedoemd was te mislukken. Maar welke gruwelen zouden hun nog te wachten staan? Zijn gedachten gingen vaak uit naar Holland en naar zijn vrienden daar, nu nadrukkelijker dan ooit. ‘Gott schütze das liebe schöne Land und seinen Frieden!’Ga naar eind45 Dit schrijven zou Ter Braak nooit meer bereiken. Eind september 1940 zag Thomas Mann zijn bange vermoedens omtrent de dood van Ter Braak bevestigd door een bericht van Jan GreshoffGa naar eind46 uit Zuid-Afrika. In een aangrijpende brief vertelde hij Greshoff dat zijn kinderen hem deze tijding hadden willen besparen om hem niet nodeloos pijn te doen. Nu kan er geen twijfel meer zijn, en mijn hart bloedt. Af en toe wordt men overvallen door afgrijzen voor de moordlustige vijandigheid van deze tijd tegen alle geestelijke en menselijke waarden en krachten, die ons gunstig waren en waarop ons leven gebouwd was. De besten gaan verloren, zoals immers natuurlijk is bij de overwinning van de allerlaagsten, en de woestijn groeit. Wat voor overmaat aan ellende, vertwijfeling, ondergang, bloed en | |
[pagina 472]
| |
tranen uit de rotte inborst van een abnormaal individu naar alle kanten kan voortkomen - men wil het niet geloven. Toen Thomas Mann in 1947 wederom in Noordwijk aan Zee verbleef, kreeg hij van de weduwe Ter Braak het verzoek een woord vooraf te schrijven bij de voorgenomen editie van Ter Braaks Verzameld werk. | |
[pagina 473]
| |
Mann betwijfelde of hij de juiste persoon daarvoor was; teveel van Ter Braaks hand was hem ontoegankelijk vanwege de taal. Wel wilde hij onmiddellijk ingaan op een verzoek van Het Parool tot een ‘In Memoriam Menno ter Braak’. Om zijn drugsverslaafde zoon Klaus ter wille te zijn bood hij deze het honorarium van honderd gulden om een opstel ter nagedachtenis van Ter Braak te concipiëren. In de kern van het korte essay smolten het levensgevoel en het vocabulaire van vader en zoon Mann en de Nederlandse criticus niet zonder pathetiek samen: De vuile stroom van het nazisme, die in 1940 over zijn prachtige, beschaafde land vloeide, was voor hem fysiek onverdraaglijk. Hij, die zich graag een ‘Politicus zonder Partij’ noemde, was in waarheid een militante partizaan - van de menselijke waardigheid tegen de barbarij, van de geestelijke zuiverheid tegen de leugen, verwant als deze laatste is met het geweld en de knechting van mensen. De triomf van leugen en barbarij wilde hij niet meemaken. [...] Wat voor een wereld, waaruit zulke geesten zich met afgrijzen terugtrekken! Laat ons hun aandenken eren, doordat wij, ieder voor zijn deel, ieder met zijn middelen, het onze doen om de wereld iets minder ondraaglijk te maken voor onze morele schoonheidszin. Het moet voor Klaus Mann enigszins pijnlijk zijn geweest deze zinnen te schrijven in de wetenschap dat Ter Braak voor zijn werk nauwelijks enige waardering had kunnen opbrengen.Ga naar eind48 Het ‘In memoriam Menno ter Braak’ verscheen in 1949 als openingsstuk van een brochure over Menno ter Braak, uitgegeven ter gelegenheid van de verschijning van diens Verzameld werk. Op het omslag stond Thomas Mann vermeld als auteur. Ook werd het artikel later opgenomen in diens Gesammelte Werke.Ga naar eind49 Dat zijn zoon Klaus zich met de opbrengst van de publicatie de roes van een aantal nieuwe injecties kon veroorloven, vermeldt de geschiedenis niet. |
|