Sterven als een polemist: Menno ter Braak 1930-1940
(2001)–Léon Hanssen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
Hoofdstuk 6
| |
[pagina 101]
| |
zijn eigen taal om te zetten. Het resultaat was verrassend: in elf (!) dagen bracht hij datgene waar hij nauwelijks wijs uit was geworden - het eerste hoofdstuk - hup, zo van het boek over op de vellen in zijn schrijfmachine.Ga naar eind4 Thelen, afkomstig uit het bij Venlo gelegen Süchteln, had zich als kandidaat in de Nederlandse filologie overigens al eerder tot Nederlandse schrijvers gewend om hun werk te verduitsen, onder andere tot Victor E. van Vriesland, die hem vertaalkundig schoolde door hem met maar liefst 1197 genummerde fouten in de vertaling van zijn roman Het afscheid van de wereld in drie dagen te confronteren.Ga naar eind5 Van een Duitse uitgave van dit manuscript is overigens evenmin iets terechtgekomen, als van nagenoeg alle andere vertalingen van Thelen uit het Nederlands.Ga naar eind6 Met Pasen 1931 was Thelen uit ‘een algemeen onbehagen aan mijn Duitse cultuur’Ga naar eind7 naar Amsterdam vertrokken, waar zijn vriendin en toekomstige vrouw, Beatrice Bruckner,Ga naar eind8 als gouvernante bij de familie Six van Hillegom werkte. Op 1 juli 1931 spraken Ter Braak en Thelen met elkaar af in Americain om de eerste hoofdstukken van het Duitse Karneval door te nemen. Zij kenden elkaar niet van gezicht en moesten het maar aan hun ‘burgerlijke instinct’ overlaten om elkaar te herkennen: ‘heb ik misschien het genoegen oog in oog met doctor Ter Braak te staan?’ Het gezicht van de één jaar jongere Thelen zou Ter Braak overigens nooit meer vergeten: het verbazingwekkend hoge voorhoofd hadden zij beiden gemeen, evenals de ovale vorm van het gezicht, maar wat bij Thelen zo opviel was zijn mond die als omlaag gekukelde halve maan een gramschap uitdrukte die de bezitter ervan in het geheel niet bezat. Integendeel, Thelen behoorde tot het type mensen die alleen maar vrolijker worden als zij iets ten onder zien gaan. Herr Doctor Ter Braak was ‘werkelijk zeer content’ met Thelens werk; ‘dat hij “voetveeg” door “Fußpfad” vertaalt, is zijn eenige letterlijke fout’ smiespelde hij tegen Du Perron.Ga naar eind9 Tot een vertrouwelijk contact met de Duitser kwam het echter niet. Ruim twintig jaar na dato herinnerde Thelen zich Ter Braak als een ‘zeer geleerde en zeer schuchtere man, die verlegen werd op mijn hok in Amsterdam [Nicolaas Beetsstraat 138boven], toen ik hem Beatrice voorstelde als dat, wat zij was’. O vloek van de verlegenheid! Thelen leerde Ter Braak kennen als man van de antithese: ‘de schrijver van de scherpe satire op de burgerlijke verkramping, hoe weinig was hij zelf een carnavalsganger!’ Net als zijn idool en leermeester Nietzsche bleek deze vrije geest in het dagelijks leven het slachtoffer van de remmingen die hij op | |
[pagina 102]
| |
papier bestreed.Ga naar eind10 Maar ook vond hij in Ter Braak de personificatie van de mysticus die zegt: ‘Entro los pucheros anda Dios’ (letterlijk: tussen de ‘soepketels’ loopt God) - het goddelijke zit hem in het meest alledaagse.Ga naar eind11 Een paar maanden later emigreerden de Thelens naar Mallorca, het aan Ter Braak overlatend om een uitgever voor de Duitse Karneval te vinden. Naar Cassirer Verlag ging een doorslag van het manuscript, naar de Deutsche Verlags Anstalt, naar Rascher-Verlag te Zürich, naar Der Neue Geist Verlag te Berlijn, maar niet één van deze uitgevers hapte toe. Ook een aanbevelingsbrief van de Duitse kunsthistoricus en publicist Franz Dülberg - een belangrijk bemiddelaar in de Nederlands-Duitse culturele betrekkingen - had geen effect. Thelen: ‘Het grote carnaval stond voor de deur, waardoor ook Menno ter Braaks Karneval der Bürger door een dozijn uitgeverijen met politieke argumenten werd afgewezen. Men was op de hoede’.Ga naar eind12 Na vier jaar proberen waren Ter Braak en Thelen ten einde raad. In november 1935 kwam Thelen met het voorstel het Karneval in een oplage van driehonderd exemplaren in Palma de Mallorca te laten drukken. Een bevriend ‘Kulturbolschewist’ uit de Folkwang-hogeschool te Essen, een zeer begaafde jongeling, zou zich over de typografie ontfermen. Dit bleek de Duitse emigrant Helmut (‘Bobby’) Salden,Ga naar eind13 die later in de jaren dertig nog onderdak bij Ter Braak in Den Haag zou vinden en nog later de typografische verzorging van zijn Verzameld werk voor zijn rekening zou nemen. Dat allemaal zat vast aan dat éne initiatief van Vigoleis Thelen. Maar ook van een privédruk van het Karneval à 1,70 peseta per stuk kwam niets terecht. Thelen en Marsman kregen toen de snode ingeving de grote Thomas Mann in te schakelen. Hoewel deze zich niet voor de volle honderd procent in het manuscript kon verdiepen, toonde hij zich in een brief aan Thelen meteen bereid een woord vooraf bij een Duitse uitgave te schrijven. Van Ter Braak - schreef Mann - had hij tot nog toe alleen maar kleiner werk gelezen, doch in deze grote compositie ontdekte hij een denker en dichterlijk essayist van imponerende vrijheid en recalcitrante eigenzinnigheid, een auteur die het werkelijk verdiende invloed uit te oefenen in een groter taalgebied dan het Nederlandse en die het geestelijke Nederland op een interessanter manier kon vertegenwoordigen dan tot dusver helaas gebeurd was.Ga naar eind14 Ter Braak was bijna euforisch: de naam van Thomas Mann zou ongetwijfeld deuren voor hem openen die tot dusver gesloten bleven.Ga naar eind15 Thelen, op de vlucht gedreven door de | |
[pagina 103]
| |
Spaanse burgeroorlog, trommelde vanuit Zwitserland triomfantelijk naar zijn vriend Marsman: ‘bald kann menno seine reise nach europa antreten’. Ter Braaks hoop dat de uitgeverijen nu zouden staan te springen om het Karneval bleek ijdel. Querido Verlag bijvoorbeeld, de in Amsterdam gevestigde Exil-uitgeverij, verwachtte zelfs in Nederland geen afzetmogelijkheden voor het boek, met of zonder voorwoord van de grote Thomas. Daarbij liet de Olympiër het op beroerde wijze afweten, zijn bewondering voor Ter Braak ten spijt. Hij zou een voorwoord schrijven, maar Ter Braak geloofde na driekwart jaar wachten niet meer aan dat zou: ‘Ein Schriftsteller wie er braucht doch nicht 9 Monate um ein solches Wurm zu gebären?’Ga naar eind16 Die worm werd inderdaad nooit door Thomas Mann gebaard - en het manuscript van de Duitse vertaling van Het carnaval der burgers gleed vermoedelijk ergens bij een uitgever achter een kast, want het is sedertdien spoorloos.Ga naar eind17 Ter Braak en Thelen zouden na die ene ontmoeting in 1931 nooit meer met elkaar een glas drinken, niet in Keulen of Berlijn of ergens op het Iberisch schiereiland, zoals zij enigszins grappend hadden gehoopt.Ga naar eind18 De deuren bleven gesloten; Ter Braaks reis naar Europa ging vooralsnog niet door. De Nederlander had nog wel geprobeerd om Thelen van het ‘Herr Doktor’ af te brengen met het argument dat zij beiden toch wel wisten ‘wie es um die “Herrschaft” steht’,Ga naar eind19 maar Thelen bleef altijd op afstand: een afstand die Ter Braak ongewild aan anderen opdrong door zijn schutterige gedrag. Een ander aardig voorbeeld daarvan ligt wat verder terug in de tijd. Toen de Arnhemse beeldhouwer L.P.J. BraatGa naar eind20 de hem nog onbekende Ter Braak in Amsterdam opzocht vanwege Filmligazaken, opende deze het gesprek met de woorden: ‘Ik ben een frik’. Voor Braat was daarmee de weg naar een werkelijke verstandhouding meteen geblokkeerd. Toen Ter Braak in Arnhem met een causerie een voorstelling van de Filmliga moest inleiden, werd dat eveneens een miskleun. Op het podium van gebouw Irene stond hij met een bordstok in zijn hand: ...hoewel er niets aan te wijzen was keek hij telkens om naar waar niets aanwijsbaars te zien was en prikte daarheen met de stok. De Arnhemse bestuurders, die vooraf flink geborreld hadden, kregen de slappe lach. Na afloop was er een feestje in Braats atelier, gelegen in | |
[pagina 104]
| |
de tuin van zijn ouderlijk huis. Ter Braak spande zich in een fatsoenlijk gesprek te voeren met een groepje mensen, maar vooral van wat een excentrieke vrouw in dat gezelschap te berde bracht, begreep hij geen jota. Op een gegeven moment liet hij zich ontvallen: ‘Mevrouw, u bent zo ver!’ waarna een van de aanwezigen opmerkte: ‘Het zal eerder een alcoholische dan een mathematische afstand zijn’. Enige tijd later vertelde Braat in Amsterdam aan een buurman tijdens een Liga-bijeenkomst met luide stem wat hun indruk van Ter Braak in Arnhem was geweest. Vlak voor mij draaide een bleek profiel zich om: Menno. Het zal onze verhouding niet goed gedaan hebben.Ga naar eind21 De hierboven reeds genoemde Victor E. van Vriesland - hij werd als eerste vertaald door Thelen - maakte ergens in 1932 een manoeuvre die zijn verhouding met Ter Braak evenmin goed deed. De stappen die Ter Braak in deze affaire zette, geven een goed beeld van de verschillende kanten van zijn persoonlijkheid. Belangrijk is allereerst dat Van Vriesland in december 1931 in Rotterdam kwam wonen als tijdelijk plaatsvervanger van Frits Hopman, de zeer ernstig zieke redacteur Kunst en Letteren van de nrc, die ook niet meer op die post zou terugkeren. Het nieuws van Hopmans ziekte - leukemie - zong al vele maanden rond in letterkundig Nederland en Ter Braak overwoog enige tijd zich als kandidaat voor Hopmans opvolging aan te bevelen. Hij onderhield een hot line met de nrc middels de ‘laatste ridder van Rotterdam’, de buitenland-redacteur H.C. van Houten. Deze goede vriend van Ter Braaks moeder adviseerde hem echter zonder omwegen de post van Hopman niet te ambiëren: Man, denk alstublieft na, voor je een poging zoudt ondernemen om op Hopman's plaats te komen. Het spreekt vanzelf- dit om voorgoed even alle onduidelijkheid weg te nemen dat, mocht je volharden, ik natuurlijk alle lansen bij v.d.H.Ga naar eind22 voor je wil breken. Je zult van mij niet verwachten, dat ik met dédain over je journalistiek spreek en evenmin bedoel ik weer koelheid in je oogen en geringschatting in je stem uit te lokken als ik je afraad aan een courant te gaan werken. Omdat - dit wordt het lastigste van dit epistel - omdat bij al mijn natuurlijke genegenheid voor de vluchtige dingen des levens, ik besef, dat het wezenlijkste van wat jij | |
[pagina 105]
| |
te geven hebt, (hier moet het Mits weer tusschen), boven de journalistiek vèrre uitgaat en ik bang ben, dat op den duur de journalistieke wijze van werken je eigen talent tòch zal aantasten. Ik kan dit in een brief niet allemaal schrijven: hij zou 'n boekdeel worden.Ga naar eind23 Van Houten vreesde ‘weer koelheid in je oogen en geringschatting in je stem uit te lokken’ met deze goede raad, maar Ter Braak nam hem wel degelijk serieus. De baan aan het Rotterdamsch Lyceum (‘dat lamme geleeraar’) bezorgde hem anders, zeker aan het begin van het schooljaar, flinke ‘angstattaques’, die pas langzaam wegebden naarmate het schooljaar vorderde. Deze keer liet hij de mogelijkheid van een baan als journalist nog aan zich voorbijgaan. Zo niet Victor E. van Vriesland, die in 1929 door de beurskrach van een vermogend man tot een schuldenaar was geworden en die sedert 1930 toch al de ‘kroniek der poëzie’ in de nrc bestierde. Van een dertigtal kandidaten kreeg Van Vriesland de baan voor een maandwedde van 350 gulden.Ga naar eind24 Hij betrok een eigen kamertje op de krant waar hij ook sliep, vlak boven de almaar dreunende persen, en nachtmens als hij was placht hij urenlang in een witte shantoeng kamerjas door het gebouw aan de Eendrachtstraat te schuifelen, wat hem de bijnaam van ‘het spook van de opera’ bezorgde. Van Vriesland en Ter Braak kenden elkaar al veel langer, uit 1925, toen de laatste naar Blaricum toog om in Van Vrieslands kast van een huis de nalatenschap van J.A. dèr Mouw door te spitten voor zijn eerste grote literaire essay: ‘Dat ben jij’. Nog vóór Van Vrieslands aanstelling bij de nrc, deed Ter Braak, wetende dat hij krap bij kas zat, zijn best hem gecommitteerde te maken bij het Rotterdamsch Lyceum. Bij Nederlands vroeg Van Vriesland dan aan de jongens, waar Ter Braak bij was: ‘Hebben jullie wel eens iets gelezen van Ter Braak?’ Een gekke situatie natuurlijk, en Menno zat erbij met een kop als vuur, hij was toch al zo verlegen, en de jongens werden ook verlegen.Ga naar eind25 Van Vriesland nam al spoedig deel aan de wekelijkse etentjes van de kring rond Jo Otten en Ter Braak in Atlanta en daarbij was vanzelfsprekend meestal ook Ter Braaks zuster Truida aanwezig. Sinds het overlijden in 1931 van zijn eerste vrouw, die jaren doorbracht in inrichtingen voor geesteszieken, was Van Vriesland vrijgezel en het oog van deze no- | |
[pagina 106]
| |
toire vrouwenliefhebber viel onmiddellijk op de enige grijpbare prooi in het gezelschap: Truida. Haar broer begon zich ernstig zorgen te maken toen zij verliefd werd op de nrc-nachtmens. Hoewel hij Van Vriesland persoonlijk graag mocht, zou hij haar, schreef hij in een vertrouwelijke brief: ...aan een andere man gunnen dan deze ietwat verloop en dichter, die nogal duidelijk ‘te ver heen’ en op zijn retour is; hij is veertig jaar trouwens.Ga naar eind26 Ter Braak had haar liever gekoppeld aan Simon Vestdijk, die kennelijk ook vlam voor haar gevat had, maar aan dit jonge talent wilde Truida om wat voor reden ook niet.Ga naar eind27 Maar Van Vriesland was altijd nog ‘beter dan Bouws’, stelde Ter Braak zichzelf gerust. Intussen had ook Ter Braaks moeder lucht van de zaak gekregen en zij rook instinctief gevaar. Onmiddellijk werd Truida naar oom dominee Koekebakker in Dordrecht gedirigeerd; ‘dat is andere kost’, lachte Ter Braak in zijn vuistje.Ga naar eind28 Op 14 december vond in De Rotterdamsche Kring het reeds gememoreerde ‘vriendschappelijke’ duel tussen Ter Braak en Van Vriesland plaats over het Démasqué der schoonheid. Drie dagen later was Ter Braak in Brussel voor een bloedheet Bal des Cinémas waar hij echter noch filmsterren, noch de verhoopte legendarische Willem Elsschot gewaarwerd, maar waar hem wel de ogen uitvielen omdat Jan Greshoff kwam opdraven met zijn twee ridderorden opgespeld. Toen hij Ter Braaks verbazing merkte, vroeg Greshoff verlegen of hij de dingen zou wegbergen. Teruggekeerd van een reis waarbij alles in het honderd liep, wachtte Ter Braak in Rotterdam een nieuwe verrassing: En laat ik nu doodmoe gisteren uit Brussel thuiskomen, liggen te slapen en door een soort brandalarm van de schel worden gewekt! Om der dood, brand? (het was 2 uur!). Neen, teeder telegram van Vic aan Truida; hij dacht blijkbaar, dat ik nog in Brussel zat! Tegenover mij heeft hij met geen woord van deze aangelegenheid gerept; maar wel logeert hij in mijn bed! Ik vind dat verdomd vervelend en ik heb hem nu twee ironische regels geschreven: n.1. of hij ev. romaneske telegrammen voortaan voor middernacht wil laten bestellen.Ga naar eind29 | |
[pagina 107]
| |
Het ‘gesmoes’ van Van Vriesland die telkens Truida probeerde te telefoneren als haar broer er niet was en als hij die onverhoopt wel aan de lijn kreeg snel een boodschap voor hem verzon, ging Ter Braak kolossaal tegenstaan. Daarbij was Truida stapelverliefd op Van Vriesland; als deze met zijn sigaar had gemorst in hun huis, weigerde Truida uit een heilig respect zelfs de as op te ruimen, wat haar broer deed klagen: ‘O god, zit ik weer in een vuil huis’.Ga naar eind30 Hij begon Van Vriesland te zien als een Casanova die na Truida te hebben ontmaagd, haar met ‘zijn slappe collectionneurs-air’ wel spoedig weer bij zijn oudere garderobe zou ophangen. ‘Je weet niet’, verzuchtte hij tegenover Du Perron, ‘hoezeer me dit geval degoûteert. Niet uit moreele, maar in de eerste plaats uit aesthetische overwegingen. En als er nu nog maar een gram fut van dat individu uitging!’Ga naar eind31 Kort na de jaarwisseling 1932-1933 barstte de bom. Du Perron kreeg het verhaal wederom als eerste, of één der eersten, te horen. Mijn laatste dagen zijn volkomen verpest door het individu van Vriesland, mede een van de grootste lafbekken, die er op god's aardbodem rondloopen. Als je mijn vorige brief kreeg, weet je, hoe hij zich gedragen heeft: een joodsche compôte van ValmontGa naar eind32 en le neveu de Rameau.Ga naar eind33 Gelukkig heeft Truida de knoop doorgehakt en hem den bons gegeven; mij heeft hij op alle mogelijke manieren ontdoken, maar ik heb hem nu a.s. Maandag een gesprek opgedrongen, waarin hij het één en ander van mij hooren zal. Mijnheer is n.b. verontwaardigd, dat ik mij met deze zaak bemoei en vindt dat ‘burgerlijk’. Enfin, het heeft dit voordeel, dat ik mijn vriendschap nog iets precieser kan afgrenzen. Het meest irriteert mij de sloomheid, waarmee hij alles behandelt; in mijn bed maft en iedere opheldering als te veel moeite beschouwt. Als de komische zijde van het geval zag Ter Braak de mogelijkheid dat Van Vriesland hem als medewerker uit de nrc ZOU schoppen en hij Forum voortaan ‘zuur’ zou bespreken. Zoo zijn deze heren nu eenmaal, ik weet het uit ervaring; het is zelfs duidelijk dat er in dit geval niet onduidelijk gespeculeerd wordt op mijn angst voor den machtigen N.R.Ct.-redacteur. Bah! Maar laat ik je hiermee niet langer vervelen; het voornaamste is, dat Truida nu den rol van den ‘boucher éloquent’ duidelijk ziet. Te voorkomen | |
[pagina 108]
| |
schijnt zooiets niet, zelfs een bescheiden aesthetiek schijnt bij de keuze van den ontmaagder te ontbreken. De smoesjes van den man zijn, als gewoonlijk, aandoenlijk libertijnsch; Kring-stijl...Ga naar eind34 Ter Braak had kennelijk, als een broer die de familie-eer hoog moest houden, zo lang op zijn zuster ingepraat, dat deze haar minnaar inderdaad voor een beul met mooie praatjes was gaan houden. Om zijn wraak compleet te maken deed Ter Braak nog dezelfde dag een schrijven aan Van Vriesland uitgaan, dat het karakter heeft van de uitdaging tot een duel: ...zooals je nu bekend is, heb ik Truida ten stelligste ondersteund in haar voornemen, met je te breken. Ik ben niet gewoon, zulke stellige argumenten achter iemands rug uit te spelen, zonder hem ook in zijn gezicht te zeggen, wat ik van hem denk. Daarom verzoek ik je alsnog om een onderhoud; het is mij volkomen onverschillig waar. Wanneer je iets in je hebt van de betrouwbaarheid, die ik in je veronderstel, zul je niet achter excuses wegkruipen om mij aldus te dwingen tot een uiteraard veel onaangenamer formuleering van mijn bezwaren op schrift.Ga naar eind35 Van Vriesland voelde er begrijpelijkerwijs niet veel voor zich door Ter Braak de oren te laten wassen. Jij gaat er nu maar van uit, dat het mij een bizonder belang inboezemt, je ‘stellige argumenten’ te vernemen en ‘wat je van me denkt’. Het schijnt geen oogenblik bij je op te komen, dat ik niet de minste behoefte voel met een vreemde over intieme dingen te discussieeren, die mij innerlijk raken en bezighouden. Hij lag, schreef hij, met ‘zware griep’ in bed en kon daarom ook niet naar de krant gaan, maar voor Ter Braak was dit geen reden niet de vriendschap op te zeggen. Weiger jij echter aan te hooren, wat ik tegenover een ander over je heb gezegd, dan moet ik er, zeer tot mijn spijt, genoegen mee nemen achter je rug om geargumenteerd te hebben, terwijl ik mij aan een zekere vriendschappelijkheid verplicht achtte, je die argumenten ronduit te zeggen. | |
[pagina 109]
| |
Hij stuurde Van Vriesland de boeken terug die hij nog voor de nrc zou recenseren en verzocht hem de zaken die Forum betroffen voortaan met Du Perron en Bouws te regelen.Ga naar eind36 Wie zal Van Vrieslands verbazing hebben geschetst, toen hij zes dagen later opnieuw een brief kreeg van Ter Braak, niet wederom een toornig epistel, maar eerder een op hangende pootjes. Ter Braak erkende dat zijn reactie ‘incorrect’ was geweest en wilde daarvoor ‘zonder eenige reserve’ zijn verontschuldigingen aanbieden. ‘Het is aan mij’, schreef hij, ‘om deze stap te doen en mijn ijdelheid, benevens de kans op verkeerde interpretatie, voorbij te zien’.Ga naar eind37 Met dit laatste bedoelde hij natuurlijk de zienswijze dat hij deze knieval alleen maar maakte om niet zijn recensentenbaantje voor de nrc voor ‘een niet-principieele quaestie’ op het spel te zetten. Van Vriesland, nog steeds ziek van liefdesverdriet, accepteerde Ter Braaks excuses niet alleen, maar was zelfs zozeer onder de indruk van deze Ter Braakiaanse proeve van zelfkritiek, dat hij er later in zijn herinneringen steeds aan zou refereren als blijk van 's mans voortreffelijke inborst: Ik heb één keer een conflict met Menno gehad, helemaal buitenlitterair, over zijn zuster. Zij woonden samen, en hij vond het vervelend dat zijn huishouden werd verstoord, hij was erg op regelmaat, en maakte mij een verwijt. Ik vond dat erg onaangenaam. En toen kreeg ik een briefje van hem: ‘neem me niet kwalijk, ik had me eigenlijk niet met die zaak moeten bemoeien’. Daar heb ik nu zo'n bewondering voor. Ik heb zelf soms wel de behoefte om ongelijk te bekennen, om te zeggen: ‘Ik ben fout geweest’, maar de woorden komen me moeilijk over de lippen, het kost mij een geweldige inspanning om zulke dingen te zeggen. Menno, die toch een verkronkelde jongen was, deed het spontaan, helemaal uit zichzelf, zonder dat het nodig was, en dat bewonderde ik.Ga naar eind38 Dat is allemaal veel lof voor Ter Braak. Feit is dat hij toegaf zich te hebben vergaloppeerd, maar deze bekentenis kwam niet uit hemzelf voort, maar was hem ingegevenGa naar eind39 door een vrouw met wie hij in die periode druk doende was een liefdesrelatie op te bouwen, Ant Faber. Feit is ook dat hij Van Vriesland zijn gedrag nooit zou vergeven. Vanaf 1937 werkte Ter Braak met tal van onderbrekingen wegens allerlei verwikkelingen, werkdruk en depressies aan een roman met als centraal onderwerp de | |
[pagina 110]
| |
‘verantwoording voor den dood’.Ga naar eind40 Victor van Vriesland kreeg in dit nooit voltooide boek vanaf het begin een duidelijke rol toegemeten: die van erotomaan. |
|