waarvan het doel was het aankweken bij de kinderen van godsdienstige gevoelens in vrijzinnige geest en van kennis van de bijbelse geschiedenis. Menno ter Braak herinnerde zich later hoe hij als jongetje uit vrees om als ‘sentimenteel’ te worden beschouwd, op deze Zondagsschool voor de eerste keer het bestaan van God had geloochend. Zijn moeder zal er, overeenkomstig haar principieel positieve levenshouding, wel niet aan gedacht hebben hem hiervoor een straf op te leggen. In de kinderverhalen die zij onder de naam G.A. ter Braak-Huizinga in niet onaanzienlijken getale publiceerde (met titels als Stille nacht, De zomerprinses), placht zij huiselijke situaties te schetsen, waarin weliswaar af en toe wat kattekwaad voorviel en kindertranen geplengd werden, maar waarin alle gezinsleden tenslotte een stuk wijzer en in eendracht aan tafel of onder de kerstboom verenigd werden. Het goede zal bovenkomen en zegevieren. Haar zoon Menno veronderstelde dan ook dat de meer twijfelende, ‘melancholische’ kant in hem niet een erfdeel was van de tak der Huizinga's, maar van die der Ter Braaks.
De Ter Braaks vormen een oud Eibergs geslacht. In een oorkonde uit de veertiende eeuw wordt reeds gesproken van een hofstede ‘to Braack in Mallande, parochia Eckberghe’. Een stamvader van het geslacht Ter Braak - dat in de loop der tijden is opgesplitst in een tak van artsen en een van notarissen en bankiers - was Gerrit ter Braak (1793-1865), Menno's overgrootvader. Om zijn grote welsprekendheid werd deze notaris en onderwijzer in de Franse taal wel ‘de Cicero van den Achterhoek’ genoemd. De tak van de Huizinga's kwam uit het noorden en westen van het land en was méér nog dan in de kunst van het spreken, bedreven in de kunst van het hanteren van de pen, het schrijven. De beroemde historicus Johan Huizinga (1872-1945) was een volle neef van Menno's moeder.
Bijna spreekwoordelijk is de titel geworden van een van de eerste boeken van Ter Braak: Afscheid van domineesland (1931). ‘De onverbiddelijke erfelijkheid bestemde mij’, zegt hij in het voorwoord, ‘bijna, tot dominee. [...] Onder mijn verwanten van vaders- en moederszijde zijn de predikanten talrijk’. Dit beeld lijkt niet helemaal correct. Zijn vaarwelzeggen tegen de dominees gold vooral een traditie in zijn moedersfamilie, dus de Huizinga's. Van deze kant had hij ook zijn voornaam geërfd, die teruggaat op de leider der eerste vreedzame