| |
| |
| |
Aantekeningen
Leescedul (1781) 7
Lijk- of begrafenisbriefjes (= leesceduls) waren de hele achttiende eeuw lang een geliefkoosd satirisch subgenre; maar nog meer vanaf 1775, toen de politieke strijd steeds heviger werd. Het was natuurlijk verrukkelijk de lezer ervan te doen uitgaan dat een gehaat persoon gestorven was. Bovendien bood deze vorm andere mogelijkheden. In de lijkstoet - en de rang in die lijkstoet werd aangegeven in zo'n leescedul - kon men de (in dit geval politieke) vrienden in een bepaalde volgorde laten meegaan. Men kon aangeven: die-en-die behoren tot de familie en relaties van de gestorvene, zelfs indien zij dat nooit openlijk hebben willen laten blijken. De verplichte rouwmonstering bood de auteur bovendien de gelegenheid de lijkvolgers te tooien met allerlei persoonlijke en politieke attributen die de hilariteit moesten opwekken, en die karakter en politieke keuze van de rouwende in een kwaad daglicht stelden.
Hier wordt geen persoon begraven, wel een tijdschrift: De Ouderwetse Nederlandsche Patriot, een in zeer goede stijl door Rijklof Michael van Goens (1748-1810) geschreven orangistisch blad, dat in 1781 met subsidie van het Hof begon te verschijnen. Het was niet ‘overleden’, maar had wel tijdelijk moeten ophouden. Van Goens zou van de stroom van tegen hem gerichte pamfletten in de trant van deze Leescedul dermate overstuur raken, dat hij in 1786 Nederland verliet, om er nooit meer terug te keren.
Haagse couranten - blad uitgegeven door de prinsgezinde Gosse.
Engelse doggen - verwijzing naar de Engelsgezinde prinsenpartij.
Gosse - Haags drukker en uitgever (1751-1794), tevens hof- | |
| |
drukker.
Luzac - Elie Luzac (1721-1796), Leids publicist en geleerde, stadhoudersgezind.
godgeleerde - Petrus Hofstede (1716-1803) anti-Verlichtingsgezind verdediger van de gereformeerde orthodoxie.
Louis - Louis van Brunswijk, ‘de dikke hertog’, raadgever van de prins en ingenieur van de orangistische politiek.
| |
Lanterne magique of Toverlantaern (okt. 1782, p. 12-16) 11
Op kermissen en bij andere gelegenheden wanneer veel volk bijeen was, kon men Walen of Savoiaards vinden, die met een lanterne magique, toverlantaarn, rarekiek (of welke benaming ook gebruikt werd) een soort lichtbeelden vertoonden (zie de afbeelding). Zij spraken gebrekkig Nederlands. De beelden vertoonden veldslagen, bekende personages en gebeurtenissen - zaken waarover men gehoord had maar die men graag eens in concreto zou willen zien. Bij het groeien van de politieke animositeit is dit een probaat middel om op fictieve wijze de tegenstanders zwart te maken. Zo wordt hier de patriotse auteur van het voorgaande pamflet (de Leescedul) aan de galg gebracht (in feite stierf Hoefnagel pas in 1784, rustig in bed). De auteur van deze Lanterne is Kees Vermynen, een lid van het Rotterdamse zakkendragersgilde. Dat gilde was fel orangistisch.
Van Goch - kennis van Hoefnagel. Hij werd in 1778 te Amsterdam opgehangen wegens moord (een crime passionnel).
Schuurman - Amsterdams patriots boekhandelaar en uitgever, die buitengewoon veel strijdschriften uitgaf (en zo onder anderen Hoefnagel aan een inkomen hielp).
| |
| |
| |
Frank de Vrij, De Oranjeboomen. In Holland [1782] 14
De radicale patriot Pieter Vreede (zie hieronder over hem ook de toelichting bij Het gestoorde naaipartijtje 1786) koos voor dit pamflet als auteursnaam een pseudoniem dat twee maal (frank, vrij) de vrijheid van de Nederlandse burger beklemtoont. Die vrijheid is ook zijn hoofdthema. Of nog beter: de neiging van de Oranjes zich als dictators en onderdrukkers van de vrije Nederlanders te gedragen.
Daartoe geeft hij een republikeinse interpretatie van de vaderlandse geschiedenis, in de vorm van een episch leerdicht, in code. Eigenlijk is het een parabel. In het begin is er sprake van een bos, aan een stroom, in vrede levend. Het is er heet: te veel bomen verdorren. Beraad volgt. De bomen besluiten één oranjeboom (uiteraard symbool van het Huis van Oranje) in hun midden dicht bij het water te laten staan. Zo kan hij groeien, en de anderen schaduw geven. Hij zweert hen te beschermen. Gaandeweg blijkt dit een slechte boom te zijn die dit potentiële paradijs alleen voor zichzelf wil hebben. Geleidelijk worden de andere bomen van hun water beroofd...
De eerste oranjeboom wordt door zon en bliksem geveld. Er zijn echter loten, telgen. Steeds opnieuw laten de andere bomen zich ertoe overhalen zich onder bescherming van die oranjebomen te stellen; tot het te laat is. De moraal is duidelijk: burgers, ontwortel nú die exotische, van buiten gekomen bomen voorgoed!
Vreede voegde aan dit pamflet een cynische opdracht aan Willem v toe: die moest als ‘beschermer der wetenschappen’ ook dit poëem beschermen.
In deze vijfde zang wordt, nog steeds in bomenbeeldspraak, de machtsusurpatie van prins Willem iii (de stadhouderkoning) bezongen.
wiens lot - het lot van de vroegtijdig (1650) gestorven Willem ii. Na hem begint het eerste stadhouderloze tijdvak.
| |
| |
dennen - de broers Cornelis en Johan de Witt. De laatste wordt raadpensionaris van de Republiek in 1653. Beiden worden in 1672 door het Oranjegepeupel vermoord, vlak na het aan de macht komen van Willem iii.
rijk van de overkant - Engeland.
rijk op 't vasteland - Frankrijk.
middelen stuit - Oranje zou expres niet voor een toereikende defensie gezorgd hebben.
heesters - vermoedelijk: de calvinistische predikanten.
lage linden en kreupelbos - het plebs, het Oranjecanaille.
| |
Catalogue raisonnée (1783) 19
Achttiende-eeuwers zijn verliefd op lijstjes en opsommingen. Fictieve lijstjes zijn favoriet om politieke tegenstanders in een kwaad daglicht te stellen, bij voorbeeld in de vorm van een boedelinventaris. Hierin past ook: de beschrijving van iemands schilderijenverzameling. Uiteraard hebben de beschreven schilderijen nooit bestaan. Hier gaat het om een patriots lijstje van een beroemde schilderijenverzameling. De tijdgenoot móét hierbij gedacht hebben aan een van de belangrijkste verzamelingen van Europa: die van Willem v op het Haagse Huis ten Bosch. Een verzameling die als eerste museum van schilderijen kan gelden, omdat zij als eerste publiek toegankelijk was.
G..ll..m. V - Guillaume (Willem) v.
gezwollen gezicht - Willem v had de naam een zuipschuit te zijn (‘Willem van Bourgogne’).
V.n G..ns - Rijklof Michael van Goens (zie bij Leescedul).
| |
| |
| |
De Politieke Praatvaer (13 nov. 1784) 20
De Praatvaer was een produkt van de Leidse arts Pieter van Schelle (1749-1792). Het was een van die bladen, bestemd voor de kleine burger, de ambachtsmensen en boeren, waarmee de patriotten de propagandaslag in hun voordeel probeerden te beslechten. Die bladen mikten op de eenvoudige lezers, uit bepaalde stad of streek (hier: Leiden. Daar was de partijstrijd bijzonder hevig). De schrijvers legden op bevattelijke manier de politieke ontwikkelingen op landelijk niveau uit; maar vooral werd het lokale nieuws van de week doorgenomen. Daarbij werd het noemen van namen niet geschuwd: iedereen behoorde te weten dat deze of gene tot die of die partij behoorde. Zo werd er binnen het directe leefmilieu een enorme pressie uitgeoefend. Die bladen droegen ertoe bij dat er lang de sfeer van een burgeroorlog in Nederland hing. Soms bestonden die bladen al langer (Louw en Krelis bij voorbeeld) en werden ze voor politiek gebruik heringericht. Ze waren er niet alleen voor lokale groepen, maar ook voor andere categorieën. Voor vrouwen bij voorbeeld was er de Grietje en Dieuwertje. De orangisten lieten zich overigens niet onbetuigd en schreven ook bladen in deze trant: zo bestond er in Leiden, tegen de Praatvaer in, de oranjegezinde Politieke Praatmoer. De formule is steeds dezelfde. Er is een aangever of vraagsteller (hier: Jaap), die uitleg krijgt van een wat beter geïnformeerd of verstandiger tweede persoon (hier: Piet de melkboer).
Lillo - fort aan de Schelde, boven Antwerpen. Er hing oorlogsdreiging in het zuiden: keizer Jozef ii wilde, nu de zwakte van de Republiek in de vierde Engelse oorlog gebleken was, daarvan profiteren en eiste opheffing van de eeuwenoude Nederlandse blokkade van Antwerpen en de Oostenrijkse Nederlanden.
Kumpel - Jan Willem Campbell gezegd Kumpel (1757-1826). Fel orangist. In Leiden had hij Oranjeopstootjes georga- | |
| |
niseerd. Curieus avonturier, gesubsidieerd door de prins. Later langdurig in de gevangenis wegens financiële malversaties ten nadele van de eerste mevrouw Bilderdijk.
Trago - Leids oranjegezind bakker, gespecialiseerd in broodjes die hij patriotjes noemde. Een der leiders van rellen in juni, waarbij het plebs leden van het Leidse patriotse exercitiegenootschap mishandelde. Op 5 november was hij gegeseld en in een tuchthuis gezet.
| |
Het gestoorde naaipartijtje van Willem V (1786) 24
Naarmate de gemoederen verhitter raakten werden de pamfletten grover. De radicaal Pieter Vreede (1750-1835) schreef als Harmodius Friso zeer felle teksten tegen de ‘tiran’ Willem v (vgl. het impressum van dit pamflet, waarin verwezen wordt naar de vrijheidsstrijd van Wilhelm Tell en de zijnen tegen Gesner). Hij maakte op handige wijze gebruik van het feit dat Willem de naam had wel eens buiten het huwelijksbootje te spelevaren (zo zou freule van Lynden zijn maîtresse geweest zijn; zie ook de plaat, waar Willem v na zijn vlucht naar Engeland zijn rust neemt te midden van dames).
| |
Anonymus Belga, De Adel (1786) 28
(p. 124-129, 152-153, 160-165)
De theorievorming inzake een democratische staatsvorm, de gelijkheid van alle burgers enzovoort kwam wat achterop: de directe conflicten eisten eerst de aandacht. Maar de belangstelling daarvoor was wel aanwezig. Anonymus Belga, ofte wel de Anonieme Nederlander, verwierp in zijn geschrift alle voorrechten van adel en regentenstand. Hij was daar nogal emotioneel over (dat Belga verwijst ook naar de Nederlanders als de
| |
| |
oude vrije Germaanse Belgen, die niet onderworpen waren aan nieuwbakken edellieden en die geen bevoorrechte standen kenden). Hij verwoordt een gelijkheidsideaal zoals ook in de bekende Verklaring van de rechten van de mens besloten ligt. - Als auteur wordt doorgaans gezien Petrus de Wakker van Zon (1758-1818). Dat is echter helemaal niet zeker.
Sella curulis - zetel vanwaar af een Romeins magistraat recht sprak.
Bundelpijlen - de fasces (als teken van diens gezag voor een lid van de Romeinse magistraat uit gedragen).
| |
Advertentie voor een geneesmiddel 32
(Janus, 23 april 1787, p. 107)
Met veel plezier maakten beide partijen gebruik van ‘objectieve’ vormen ontleend aan de nieuwsbladen en kranten: daardoor kwam de kneep des te harder aan. Hier wordt een mededeling zoals apothekers, drogisten of boekhandelaren (bij wie ook de gewone huismiddeltjes verkocht werden) ze inderdaad plaatsten, voorzien van een nieuwe lading. De tekst spreekt voor zichzelf: de verrotte topklassen konden niet op natuurlijke wijze blijven bestaan. Ze hadden Engels geld nodig, een machiavellistische politiek.
Quarrésteeg - geen bestaande steeg. Quarrépruiken werden gedragen door de hoogste stand.
| |
Advertentie voor een uitgave 32
(Janus, 12 maart 1787, p. 55)
Deze pseudo-advertentie richt zich tegen het eindeloze gescheld van béíde partijen. Die kwaal had het hele land aangetast: vandaar dat zelfs een (imaginair!) uitgevertje op het kleine
| |
| |
eiland Wieringen brood ziet in zo'n uitgave.
De genoemde scheldwoorden zouden in onze tijd eigenlijk vervangen moeten worden door clichés die toch ‘zwaar’ zijn: termen als kapitalist, fundamentalist, uitzuiger, junk, en wat dies meer zij.
| |
Opsporingsbericht 32
(Janus, 5 maart 1787, p. 52)
Deze advertentie in de vorm van een opsporingsbericht verscheen drie dagen voor de verjaardag van Willem v. Als de tijdgenoten al niet wegens de wasmerkjes ‘wvo’ begrepen hadden dat het om de prins ging, begrepen zij dat wel uit de rest van de verwijzingen: het voorover lopen, de drankzucht, en zo meer. Dat hij te Delft teruggebracht moet worden, hangt samen met het feit dat Delft een Oranjestad is: daar vestigde zich Willem i, daar is de grafkelder van de Oranjes, enzovoort. Dat Willem thuishoort in ‘De Gek’ (eigenlijk staat er: ‘het Kasteel van Momus’) begrijpt de tijdgenoot ook goed. Delft kon namelijk bogen op het vermaardste gekkenhuis van de Republiek.
Er zit ook een politieke mening in dit bericht verstopt. Willem heeft zich kennelijk onttrokken aan de wettige ouderlijke macht: de Staten-Generaal, het parlement. Volgens de steller van het bericht behoort dit orgaan dus macht te hebben over en boven de prins.
| |
Op de schotschrijvers (1787) 33
(Het vervolg van den nog bloejenden Oranjeboom, 1787, lied nr. 6)
Dit orangistische liedje lijkt op een aftelrijmpje. Misschien is het zo ook gebruikt. 't Kan ook een ‘ex-tempore’ zijn, dat wil
| |
| |
zeggen een voor de gelegenheid gemaakt gedichtje. Dat soort versjes werd vervolgens wel geplakt op de deurpost van de persoon tegen wie het vers gericht was (zodat voorbijgangers er tot hun genoegen kennis van konden nemen), op de deuren van de kerk of een andere publieke gelegenheid. Hier is het gericht tegen patriotten, wier geschriften als ‘schotschrift’, als oproerig pamflet beschouwd werden. De eigenschappen opgesloten in hun namen geven aanleiding tot specifieke marteling of straf. De namen zijn niet allemaal thuis te brengen, maar dat is minder belangrijk. Er zijn bekende auteurs bij: zoals Pieter 't Hoen (1745-1828), redacteur van het meest gelezen patriottische blad, de De Post van den Neder-Rhijn (1781-'88, met latere vervolgen); en Wybo Fijnje (1750-1809), die later behoorde tot de leiders van de democratische staatsgreep van 22 januari 1798. De Kruyer is geen werkelijke persoon, maar de onder die naam optredende redacteur van het weekblad De Politieke Kruyer.
| |
Bericht uit Hilversum 33
(Politieke Kruyer, dl. 9 (1787) nr. 472, p. 821-824)
Nederland was verdeeld tot op het bot, en buren bekeken elkaar met argwaan of raakten slaags. Spionage, verdachtmaking was normaal. Het was de sfeer van een burgeroorlog. Zeker in een kleine leefgemeenschap waarin een ieder elkaar kende moet het leven soms ondraaglijk geweest zijn. Maar de partijstrijd werd juist door sommige bladen (zoals de patriotse Politieke Kruyer) aangewakkerd. Daarin verschenen berichten en brieven van plaatselijke correspondenten (hoewel die ook wel door redacteur Johan Christiaan Hespe (1757-1818) opgesteld of verfraaid hebben kunnen zijn), in hun eigen patois, over hoe de strijd aan het thuisfront verliep. Iedereen kon zo te weten komen welke ‘verraders’ er zich in die plaats bevonden.
| |
| |
Als voorbeeld een bericht uit het toen zeer dorpse Hilversum. Arie de Vlasboer rapporteert op zijn heikneuters over de situatie in het Gooi. Die streek was strategisch van belang: men zat daar klem tussen de oppermachtige patriotten in Amsterdam en de stad Utrecht, en de prinselijke troepen in Amersfoort. Een paar weken later werden dan ook vanuit dat oosten de patriotse revolutionairen onder de voet gelopen.
onder het koor - Arie heeft niet begrepen dat (leger)corps (Frans uitgesproken) een ander woord is dan het hem welbekende (kerk)koor.
| |
Berkhey, De Bataafsche Menschlijkheid (1) 36
(De Bataafsche Menschlykheid. Nieuwe uitgave [...] opgehelderd. Leyden 1804, p. 234-239)
Johannes le Francq van Berkhey (1719-1821), lector natuurlijke historie aan de universiteit van Leiden, was een van de weinige begaafde orangistische schrijvers. Vanwege zijn politieke voorkeur had hij het in het patriotse Leiden buitengewoon moeilijk. De studenten waren er nog radicaler dan de burgers. Berkhey had er vele jaren lang eigenlijk geen leven. Hier een voorbeeld van het dagelijkse leed, de stroom van pesterijen die iemand moest ondergaan die in een milieu leefde met een andere politieke voorkeur.
Vrijcorporisten - leden van de patriotse gewapende genootschappen (vrijwilligers).
| |
| |
| |
Berkhey, Bataafsche Menschlijkheid (2) 41
(De Bataafsche Menschlykheid. Nieuwe uitgave [...] opgehelderd. Leyden 1804, p. 159-160)
Deze tekst van Berkhey (zie over hem voorgaand item) is eveneens genomen uit zijn toelichting in noten bij wat oorspronkelijk een enorm apologetisch gedicht was, in 563 strofen van elk zes regels. De laatste strofe eindigde steeds met het woord ‘menschlijkheid’. Feitelijk bedoelde het gedicht de onmenselijkheid van de nieuwlichters aan te tonen: die vernietigden immers alles wat oud, beproefd en goed was. De hier gegeven tekst is een commentaar bij strofen 62 en 63 in het gedicht zelf. Die strofen luiden:
'k Leze in 's lands historiebladen
met ontroering in 't gemoed,
weer besmeurd met burgerbloed,
duizenden van euveldaden,
gruwlen van wraakgierigheid,
weedom voor de menslijkheid.
'k Zie Spinoza weer herrezen,
Hobbes kruipt weer uit de kist
God niet kennen, noch hem vrezen,
zedenleer van dierlijkheid
is nu troost voor menslijkheid.
Deze strofen, en Berkheys commentaar, geven precies weer wat veel orangisten dachten. Zij waren dikwijls orthodox-christelijk en wezen álles af wat niet de geest van het oude dogma ademde. Daarbij werd alles over één kam geschoren. Het is immers duidelijk dat bij voorbeeld Hobbes en Spinosa een geheel verschillend filosofisch stelsel verdedigden, andere
| |
| |
religieuze inzichten hadden, andere maatschappelijke ideeën. Berkhey en de zijnen wensten geen enkele positieve drijfveer te veronderstellen bij hun tegenstanders: iedereen werd onmiddellijk gepromoveerd tot volbloed atheïst, afbreker, destructieveling. Zij waren niet meer dan Judassen en verraders van het christendom. In feite hingen althans in Nederland de meeste revolutionairen een soort ethisch, vrijzinnig christendom aan.
Spinoza - Baruch de Spinoza (1632-1677), joods-Nederlands wijsgeer. In zijn systeem brengt hij geen duidelijke scheiding aan tussen God en wereld (zoals de christelijke theologie dat wel doet; reden waarom hij beschuldigd werd van pantheïsme, en ook zijn ethica beschouwd werd als onvoldoende houvast biedend).
Hobbes - Thomas Hobbes (1588-1679), Engels wijsgeer. Een zeer praktisch filosoof, die uitging van de gedetermineerdheid (niet de vrijheid) van het individu. De staat (en niet de kerk) behoorde daarom te bepalen wat goed en slecht was in/voor de maatschappij.
Molay - Middeleeuws grootmeester van de Orde der Tempeliers. Deze orde werd als ketters beschouwd; Molay kwam op de brandstapel. Berkhey herhaalt hier op rommelige wijze een ultrarechtse opinie van die tijd: dat de vrijmetselaars, als geheime antichristelijke opvolgers van de Tempeliers, de drijvende kracht waren achter jacobijnen en Revolutie. Deze complottheorie is lang achterhaald.
Werther - Goethes Die Leiden des jungen Werthers verscheen in 1774 (Nederlands 1776). Dit boek werd er in brede kringen verantwoordelijk voor gehouden dat het sentimentalisme toenam, de jeugd verwekelijkte, normen vervaagden, plichten werden verwaarloosd. In het boek pleegt Werther wegens een onbeantwoorde liefde zelfmoord. Eind achttiende eeuw was men daarom vaak van mening dat die tekst de oorzaak was van een toenemend aantal zelfdodingen.
| |
| |
Mettrie - Julien Offray de la Mettrie (1709-1751), Frans materialistisch filosoof. In zijn L'Homme machine (1747; de eerste editie verscheen in Nederland) stelde hij zich op het standpunt dat er niet zo iets als een ‘ziel’ bestaat.
| |
Gedicht bij de executie van Lodewijk XVI 42
(uit: Lodewyk de Zestiende, Lierzang. Tweede druk. [1793]
Op 21 september 1792 werd in Frankrijk het koningschap afgeschaft. Op 21 januari 1793 liet Lodewijk xvi het hoofd onder de guillotine. Daarmee was de Terreur in volle gang.
In de lierzang zit iets van wezenlijke geschoktheid; de anonieme auteur laat iets zien van zijn echte gevoel, voorbij het gewone retorische. Voor hem telt misschien niet zozeer dat een Franse koning ter dood werd gebracht, als wel dat op een barbaarse manier een man werd geslachtofferd, die in zijn land het gezag representeerde.
Álle gezag leek door de horden bedreigd.
| |
Bericht over de Terreur in Frankrijk (1793) (1) 43
(uit: De Tiranny der Jacobynsche factie, in Frankryk; Nevens die derselve, Vereenigd met het zig noemende Committé en Corps Bataaven in Nederland 1789-1793. [1793] p. 68, 70, 101)
De gebeurtenissen in Frankrijk waren erg genoeg. En de dreiging stond vlak voor de deur: begin 1793 waren de jacobijnse legers (gesteund door een korps Nederlandse patriotten) al in Noord-Brabant. In dit soort tijden verschenen er in de Republiek vanouds propagandaboekjes bedoeld om het lagere volk en de schooljeugd te indoctrineren. Hierin werd een zeer vaderlands gevoel aangekweekt. Nederland was hierin altijd de onschuldig aangevallene, maar verdedigde zich met hulp van
| |
| |
God en Oranje succesvol tegen de boze buitenlanders. In de loop der tijden verschenen er zo ‘Spaanse’, ‘Franse’, ‘Engelse’ (bij de vierde Engelse oorlog, 1780-'84) en nu ‘Jacobijnsche’ Tirannieën. Dat de orangistische contrapropaganda tijdens deze oorlog met Frankrijk voor het echte ‘volk’ bedoeld was, blijkt mede uit het archaïsche en onbeholpen karakter van het prentje.
| |
Bericht over de Terreur in Frankrijk (2) 45
(uit: De Spiegel der jeugd of nieuwe Fransche Tiranny [...]. Amsteldam 1793, p. 66-73)
Een stukje christelijke Nederlandse contrapropaganda, weer uit een ‘Tirannie’ (zie voorgaande toelichting). Hier in de didactische vorm die toen populair was: een opvoedend gesprek tussen ouder en kind. In die dialogen vraagt het kind en legt de ouder uit. Hier is de zoon niet erg kinderlijk, eerder zeker van zijn christelijke overtuiging. Dat past bij het apologetische van dit stuk. In de verte hoort men nog het vraag-en-antwoordspel uit de catechisatie.
In dit stuk is de beschrijving van de herbegrafenis van Voltaire en de volgorde bij de lijkstaatsie bijna volledig gehandhaafd. Deze eeuw is immers nog steeds verliefd op ornamentele feesten, symboliciteit bij plechtigheden. De rouwstoet voor Voltaire moet met ontzetting bekeken zijn: als een afgodische plechtigheid voor helse machten.
naturalist - een materialist; iemand die geen andere krachten erkende dan die in de natuur aanwezig zijn.
deïst - iemand die God uitsluitend zag als schepper, als maker van het heelal (Voltaire sprak van een dieu horloger). De God van de Openbaring (de bijbel) werd daar niet bij betrokken.
Nationale Vergadering - de toenmalige Franse volksverte- | |
| |
genwoordiging.
Mirabeau - welsprekend Frans politicus (1749-1791); een van de leiders in de beginfase van de Revolutie.
Varennes - In 1791 deed Lodewijk xvi een poging naar het buitenland te vluchten. Te Varennes werd hij herkend en gearresteerd.
Saint-Antoine - In deze Parijse voorstad woonden de heftigste aanhangers van de revolutie, die de meeste rellen veroorzaakten.
Calas enz. - personen voor wier rechten Voltaire tijdens het ancien régime opkwam.
burgerkronen - kransen van eikeloof, als beloning voor diensten door burgers aan de staat bewezen (oorspronkelijk Romeins gebruik).
| |
Grafschrift op Gosse (1794) (1) 51
(uit: Grafschrift voor P. Gosse, [1794])
Pierre Gosse junior (1751-1794) was ten slotte in 1794 werkelijk overleden. Dat lokte een groot aantal spottende lijkdichten van patriotse zijde uit, want hij was een gehaat man. Als uitgever in Den Haag (en hofdrukker van de prins) had hij een enorm aantal orangistische bladen en pamfletten uitgegeven.
| |
Grafschrift op Gosse (1794) (2) 51
(uit: Grafschrift voor P.F. Gosse, in zyn leven Agent van drie vorstelyke Hoven, mitsgaders Boekverkoper van zyn Doorl. Hoogheid Prins Willem de Vyfde [...] overleeden den 22 Maart, 1794)
Zie voorgaande noot.
Brittanje, Pruisisch hof - verwijzingen naar de landen door
| |
| |
welke de prins ondersteund of gesubsidieerd werd (en dus Gosse evenzo).
| |
Gelijkheid: onzin! (1794) 51
(uit: Onontbeerlyk zak-boekje voor de vrienden van Vryheid en Egaliteit. Een Werkje van Vernuft en Smaak [...]. Alom te bekomen [1794]).
Dit werkje doet zich voor als een soort almanak voor patriotten (volgens de ondertitel zou de schrijver zelfs door de Nationale Conventie beloond zijn), maar is feitelijk een geheel van verhaaltjes waarin de ideeën van gelijkheid en broederschap gesatiriseerd worden. De doelgroep is alweer: het lagere volk.
Mevrouw Danton - de echtgenote van de Franse politicus Georges Jacques Danton (1759-1794). Hij is een van de mannen die de Revolutie haar vorm gaven. Maar ook hij eindigde op het schavot, in 1794.
| |
De prins: vlucht per boot naar Engeland (1) 53
(uit: Bussing. Kort Begrip, voor eenvouwige Oranjevrienden. In Gouda, [1795]).
De hier als auteur genoemde Bussing (een orangistisch predikant uit Gouda) is níét de auteur. Dat is een onbekende patriot. Het is wel de stijl van Bussing: die van een predikant. Want dit stukje is gecomponeerd op de wijze van een belijdenisgeschrift, een catechismus, een uitwerking van de implicaties van geloofswaarheden. Daar hoort de archaïsche toon en woordkeus bij. De leerling moet antwoord geven op vragen betreffende het geloof.
Daarom is het een satire: een voortdurende verwijzing naar het soort kennis dat de rechtgelovige prinsenaanhang bezat,
| |
| |
naar hun jargon, naar hun geloof. De bijbelplaatsen waar hier voortdurend naar verwezen wordt (geformuleerd als: Nuis 11:19, met een tekst) zíjn echter geen bijbelplaatsen. Het zijn fictieve passages. Daarin klinkt af en toe wel de nagalm van bepaalde zinnen uit het Oude en Nieuwe Testament door. De aangewezen auteurs, als Nuis zijn ook geen bijbelse auteurs, maar allen bekende orthodoxe en orangistische dominees (die worden hier niet in een annotatie opgenomen: dat heeft weinig zin).
Het geloof zelf wordt ook gepersifleerd, met politieke bijbedoeling. De ontscheping is een duidelijke verwijzing naar een centraal geloofspunt: de verrijzenis. Daar zal door de patriotten om gelachen zijn, want een werkelijke (politieke) wederopstanding van Willem v viel nauwelijks te verwachten. Ook andere religieuze begrippen spelen een rol, zoals de lossing. Dat verwijst naar de verlossing, en naar de idee dat Christus ons van zonden ‘loste’. Dit moet gezien worden tegen deze achtergrond: dat voor de Oranje-aanhang de prins, en heel zijn voorgeslacht, gezien moest worden als Redder des Vaderlands.
De originele tekst is gezet in een ‘gotische’ letter; dus in die lettersoort waarin de bijbel toen nog uitsluitend gedrukt werd. Het is de letter van de gelovige, die weinig anders leest dan juist dat boek. De letter van de oranjeklant dus.
| |
De prins: vlucht per boot naar Engeland (2) 55
(uit: Naauwkeurig verslag, van de zo onverwachte als roemrijke en tegelijk eerste zeetogt, van Neerlands dapperen admiraal generaal Willem den Vijfden [...] [1795], p. 23-24)
in de kooi - Willem schreef inderdaad missiven met gebruik van deze woorden.
bij ons - in deze en volgende regels wordt gedoeld op een staatsiebezoek van de prins aan Amsterdam.
| |
| |
Felix - Felix Meritis, naam van het belangrijkste culturele gezelschap van Amsterdam, en tevens van het gebouw waarin dit bijeenkwam. De prins ging hier op bezoek.
| |
De oefening der schijnheiligen verstoord (1795) 56
(uit: [Bernardus Bosch en anderen] De Politieke Opmerker. Amsterdam 1795, p. 176-182)
In Amsterdam hadden op 18 januari de patriotten de macht van de regenten overgenomen, nog voor de Fransen binnenrukten. Sindsdien werden in bladen als deze Opmerker de politieke ontwikkelingen als vanouds becommentarieerd. Het nieuwe bewind werd gecontroleerd op misstappen. Natuurlijk kregen de (Amsterdamse) orangisten enige trappen na. Hier: de kleine gelovigen, die meestal Oranjevereerders waren, en bij wie het gebruik bestond buiten de officiële kerk om (die was hun dikwijls te vrijzinnig) in conventikels (oefeningen) bijeen te komen. Daar heerste een wat meer piëtistische sfeer, daar kon een meer ‘hartelijke’ godsdienst beoefend worden. De lekenvoorgangers werden dikwijls met achterdocht door patriotten bekeken: het waren de, potentieel gevaarlijke, opinion leaders van het gewone volk. Al eerder werd dit soort mensen door Verlichte auteurs beschreven als verleiders. Dat deed bij voorbeeld Elisabeth Wolff. Op haar beschrijvingen van dit type gelovigen lijkt dit stukje geïnspireerd (ook bij haar een broeder Benjamin).
Babylon - bedoeld zal zijn Frankrijk (even goddeloos als Babylon: Gen. 11).
Immelinkius - verwijst mogelijk naar een werkelijk bestaande Amsterdamse dominee of voorganger.
Zuster Geelzucht - geel verwijst normaal naar afgunst, maar in deze tijd ook altijd naar ‘Oranje-itis’.
Hieronymus Hus - een Johannes Hus (1369-1415) werd om
| |
| |
zijn vroeg-protestante stellingen op de brandstapel gebracht. De Opmerker laat opzettelijk de spreker blijk geven van onkunde.
Laurentius - stierf in 258 deze legendarische dood als martelaar.
Debora - in het Oude Testament profetes in Israël en de drijvende kracht achter het bestuur. Bij de patriotten de gebruikelijke bijnaam voor de door hen als kenau beschouwde prinses Wilhelmina, vrouw van de willoze Willem v.
| |
Joods verzoekschrift om stemrecht (1795) 64
(uit: De Politieke Opmerker. A'dam 1795, p. 213)
Na de omwenteling kreeg ‘de Nederlander’ voor het eerst in de geschiedenis het recht door zijn stem het bestuur van stad en land te kiezen. Alleen... wie is eigenlijk een ‘volwassen’ Nederlander? Moet je daarvoor een eigen inkomen hebben? Horen daar vrouwen bij? Zijn joden eigenlijk Nederlanders? Dat laatste werd niet als een vanzelfsprekendheid beschouwd. De tamelijk radicale Politieke Opmerker vond het wél vanzelfsprekend. Vandaar het door hem opgenomen ironische en fictieve rekest. De vraag werd later in gunstige zin opgelost.
| |
Verzoekschrift van Dirk Dirksen, poëet (1795) 65
(uit: De Politieke Opmerker. A'dam 1795, p. 211)
Spotdicht van een radicale patriot (zoals Bosch, auteur van de Opmerker, er een was) op het soort ouderwetse patriotten van '87 dat nog steeds niet goed in de gaten had waar het ideologisch om ging. Dat waren versjesmakers en ze meenden daaraan rechten te ontlenen! Baantjesjagers! Ze dachten, zoals Dirk Dirksen, dat ambten nog steeds als een soort privilege vergeven
| |
| |
konden worden! Dat type gewin zoekende patriotten had geen kaas gegeten van de gelijkheidsideologie.
| |
Advertentie voor een kompas 65
(uit: Janus Verrezen I, 13 juli 1795, p. 76)
Deze politieke pseudo-advertentie haakt in op de gewone belangstelling voor de natuurwetenschappen.
Burger Noach is natuurlijk ‘iedereen’: Noachs ark vervoerde indertijd ál het leven. Elke burger kreeg in 1795 te maken met het feit dat er zo iets als ‘partijen’ bestond waaruit hij kon kiezen: federalisten, moderaten en de nogal radicale unitarissen. Wat wilden die? Omgekeerd wisten de nieuwbakken politici ook niet precies wat zijzelf wilden, hoe ver men kon gaan en wat ‘het volk’ voorstond. Moest je niet weten hoe de (volks)wind woei om je machtspositie te behouden?
| |
Brief van een spectatoriale reiziger 66
(uit: Janus Verrezen I, 14 dec. 1795, p. 260-262)
Deze brief werkt verder uit waarover de Advertentie voor een kompas al principiële vragen stelde: bij wie berust precies de macht? Waarheen wijst de naald? Hier wordt een analyse gegeven van de situatie in het imaginaire land Gnomonia, uurwerkenland. Wie windt wie op? Wie loopt er voor, achter? De suggestie is dus: er zijn altijd verschillen, in welk land of welke staat dan ook.
Is dat aangeboren? Is het een kwestie van wilskracht? De lezer wordt verzocht uit deze allegorie de consequenties te trekken, met betrekking tot zijn eigen samenleving.
spectatoriale - als van iemand die van buiten af (objectief) oordeelt.
| |
| |
| |
Bericht uit Muliebria 67
(uit: Janus Verrezen I, 18 jan. 1796, p. 293-297)
Dit halfserieuze, halfspottende bericht uit Muliebria (= Vrouwenland) haakt in op het feit dat in de nieuwerwetse democratie vrouwen geen stemrecht hadden en slechts de publieke opinie konden beïnvloeden via hun man. Dan moesten zij wel getrouwd zijn! Naar de gewoonte van de tijd organiseren de vrouwen zich in een genootschap (sociëteit), maar nemen helaas daarbij ook de gewoonte over tamelijk holle en hoogdravende speeches te houden.
Cornelia Garrula - Cornelia Kletskous.
Semper fuit... - Zij is altijd de afschuwelijkste oorzaak van oorlog geweest.
Sansjupes - jurklozen (naar analogie van sansculottes: broeklozen).
| |
De historie van Japik 72
(uit: Gerrit Paape, Vrolijke Caracterschetsen, en satirique Leevensbeschrijvingen, van de belangrijkste Personaadjen, die hun rol op het tegenwoordig Staatstoneel speelen, of gespeeld hebben [...]. 1797, p. 148-174)
Gerrit Paape (1752-1803) was een radicaal Delfts revolutionair. In 1787 moest hij de vlucht nemen en hij woonde een tijdlang te Duinkerke. In 1795 kwam hij als lid van de patriotse troepenmacht van Daendels mee terug naar het noorden. Maar hij behoorde niet tot diegenen die nu een lucratief baantje kregen. Daar had hij het waarschijnlijk ook niet naar gemaakt, want Paape was een tegelijk oprecht en toch skeptisch mens, die ook met betrekking tot de patriotse ideologie ironisch kon zijn. Dat blijkt ook uit onze tekst: een fictief verhaal, een uit een reeks karakterschetsen. ‘Karakters’ zijn een geliefkoosd acht- | |
| |
tiende-eeuws genre: de beschreven personen zijn niet zozeer echte individuen als wel vertegenwoordigers van een bepaalde groep, representanten van een bepaald psychologisch gedrag: typen. De lezer kon toetsen welke mensen uit zijn kennissenkring vielen onder dit ‘karakter’, en er lering uit trekken.
Paape schetst in dit werk verschillende ‘typen’ patriot: de baantjesjager, de stommeling die achter nieuwe politieke modes aanloopt en nooit echt iets begrepen heeft, de armoedzaaier, de fanatiekeling, en zo verder. In die beschrijvingen toont hij toch steeds een zeker begrip en mededogen. Hier krijgen we de intellectueel niet erg stevig in zijn klompen staande plattelander, die graag mee wou doen aan de komende heilstaat...
decadi(e) - Mede om de christelijke feestdagen en tijdsindeling in het algemeen kwijt te raken, had de Franse Revolutie de maand ingedeeld in groepen van tien dagen, waarbij één feestdag of vrije dag hoorde.
persessie - processie.
feestonnen - festons: bloemslingers, guirlandes.
| |
Brief van Cassandra 89
(uit: Janus Verrezen III, 14 aug. 1797, p. 161-162)
Cassandra is als figuur een al uit de Oudheid bekend zienster. Haar visioen drukt uit wat velen in Europa verlangden: een revolutie in kalmer banen geleid, een eind aan de steeds wisselende regeringssystemen. Een sterke man! Cassandra ziet zo'n betere toekomst als Napoleon Bonaparte meer macht zou krijgen. Die Corsicaan in Franse dienst had zojuist met succes zijn veldtochten in Italië beëindigd (1796-'97). Zeus had ooit in de gedaante van een stier het meisje Europa ontvoerd. Kon Napoleon het werelddeel Europa niet schaken?
| |
| |
| |
Vraag van een meisje 90
(uit: De Revolutionaire Vraagal, of de zwager van de Politieke Bliksem, 1798, p. 36)
Patriotten hadden de naam schuinsmarcheerders te zijn. De maakster van het rijmpje is gezien naam en adres waarschijnlijk een meisje van lichte zeden, op de hoogte van de erotische gedragingen van de patriotten-regeerders. Ze geeft maar een waarschuwing!
| |
Puntdicht aan de koffiehuisrevolutionairen 90
(uit: De Revolutionaire Vraagal, of de zwager van de Politieke Bliksem, 1798, p. 176)
Het versje verwijst naar de situatie waarin de diverse vleugels van de patriotten voortdurend bezig waren met het beramen of uitvoeren van staatsgrepen, zonder dat aan het landsbelang gedacht werd.
cabalisten: partijfanaten, samenzweerders.
| |
Levensbeschrijving van Doctor Woenselius 91
(uit: De Burger Politieke Blixem, 10 nov. 1800, p. 281-283)
Deze pseudo-autobiografie is een streek die de radicale Blixem Pieter van Woensel (1747-1808) leverde. Van Woensel is een van de betere schrijvers van dit tijdvak, een onafhankelijke geest, tegen het ‘oude’, maar zeker geen enthousiast aanhanger van allerlei Rousseauiaanse revolutionaire optimistische ideeën over verbetering van mens en maatschappij. Daar schreef hij zeer ironisch over, vooral in zijn tijdschrift of almanak De Lantaarn (1796-1801). Hier wordt teruggeslagen.
Lamplicht - verwijzing naar Van Woensels Lantaarn (waarin
| |
| |
hij de ware Verlichting verspreidde).
Rusland - wat hier meegedeeld wordt over Van Woensels reizen naar Rusland, Turkije enzovoort berust op waarheid. Het is niet duidelijk of zijn reizen tevens bedoeld waren als geheime diplomatieke missies. Het is wel aantoonbaar op basis van stukken, dat hij in Rusland door de Nederlandse regering betaald werd als geheim informant, of spion.
over boord - suggestie dat Van Woensel leek op, of zich gedroeg als, de (valse?) profeet Jona.
ik kwam en zag - verwijzing naar Caesars opmerking: ‘ik kwam, zag, en overwon’. Het overwinnen is er hier kennelijk niet bij.
| |
De terugkeer van het oude (1801) 93
(uit: De Burger Politieke Blixem, 16 febr. 1801, p. 403-404)
De auteur van dit citoyen-tijdschrift hield zijn radicaal gemopper jarenlang vol. Maar op zeker moment moest ook hij de realiteit van het herstel van het oude onder ogen zien. Hij wordt, als Salomon in diens Spreuken, weemoedig en wijs.
| |
De volmaakte wereld van Ezechiël Perfect (1816) 94
(uit: [Petrus de Wakker van Zon], Jan Perfect of de Weg der Volmaking, vertoond in het leven en de zonderlinge lotgevallen van een voornaam Wijsgeer. Een staats- en zedenkundige Roman der afgeloopene Wondereeuw. Dl. 1. Amsterdam 1816. Hfdst. I-III)
De Wakker van Zon (1758-1818) kritiseert in deze roman niet alleen het vooruitgangsoptimisme uit het begin van de negentiende eeuw (dat was toen weer helemaal in de mode, onder invloed van Kant). Die kwaal was voornamelijk te wijten aan de in de achttiende eeuw ontwikkelde gedachten (zie de ondertitel van het boek). De naïveteit waarmee men dacht dat men de
| |
| |
samenleving kon veranderen lokte zinloze revoluties uit. Als hoofdfiguur voert hij in zijn boek op Jan Perfect, zoon van de half-intellectuele apotheker Ezechiël, die in een grenzeloos optimisme meent mens en maatschappij te kunnen verbeteren. Het optreden van Jan bezorgt hem echter een eindeloze reeks ongelukken.
Aldus tekent en karakteriseert De Wakker van Zon de mentaliteit die hij (achteraf) verantwoordelijk achtte voor een lange reeks schokken in de samenleving.
Sol Justitiae illustra nos - Zon der gerechtigheid, verlicht ons!
Boerhaave - Leids hoogleraar geneeskunde (1668-1738) van internationale vermaardheid.
|
|