Wat kan toch Willems brief, in een scheepskooi geschreven
de schrandere Amstelaar een stof tot lachen geven!
Hij was altijd te kooi! Vond overal zijn bed!
Hij sliep bij ons op 't bal, in 't midden van de pret!
In Felix sliep hij ook; of zat verbaasd te gapen.
Ja, in de raadzaal zelfs, heeft Willem meest geslapen.
De man verlangt maar één ding: dat is hooi.
Ik zeg u, stadgenoot! die brief, te kooi geschreven,
kan mij persoonlijk niet zo'n stof tot lachen geven:
ik ken de man, die schreef: hij was altijd te kooi.
Men zou de ex-stadhouder, inderdaad, met recht een mannelijke licht-te-kooi (lichtekooi, zeggen ze normaal) mogen noemen!