Het zilver van de uilen
(1991)–Robin Hannelore– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
1Er is de zee die zand vreet
en maalt met molenstenen.
Iets knarst en sleept van sleet.
Turf van oeroude venen
verschijnt. Ik laat me met goud
volstromen en lig met zand-
binders over toen: wilgehout,
helm en duindoorn, en in mijn hand
de miljoenen kleuren van de tijd,
de korrels van de eeuwigheid.
Ik ruik mossel en pastinaak,
ook het wrakhout van de wraak.
's Avonds bij het aangespoelde okshoofd
wordt mijn goud door jou geroofd.
| |
[pagina 20]
| |
2Vier drieteenstrandlopers hebben mijn hart
gestolen. Zoals zij wegrennen voor het schuim
van de branding en dan weer hard
in de achtervolging gaan om het kruim
van hun dagelijks brood mee te pikken,
is heel het leven: vluchten en nalopen,
al wat opbruist laten stikken
en toch weerkeren en maar hopen
dat een kokkel of nonnetje achterbleef,
een messchede, hartschelp of wat ook.
Zo gaat het reeds zolang ik leef:
ik rook lavendel, proefde look-zonder-look,
vluchtte voor wat kwam, juichte voor wat ging,
hoorde zoveel klokken, wist nooit waar de klepel hing.
| |
[pagina 21]
| |
3In zee bij huizehoge branding,
schuim dat grauwt in de verzanding
en gillende meisjes meegesleept,
aangespoeld. Zo heb ik steeds gedweept
met golven van wilde romantiek.
Oude woorden maakten me ziek,
wierpen me op het hijgende strand.
Al wat bleef: wat zand in mijn hand.
Het waren goden die met me stoeiden,
die boven hun geheimen groeiden.
Maar eens de pret gedaan
kon ik niets meer verstaan
van wat ik opgevangen had.
Papier is nog witter dan dat.
| |
[pagina 22]
| |
4De wind keert de bladen van de abelen,
legt zilveren poorten bloot in de tijd:
daar zijn de dreven naar de kastelen,
daar worden dichters verleid
met dauwbramen en duinrozen.
Ze moeten met hun lier in het krijt treden.
Ze werden tot kampioen gekozen
om te getuigen van het heden.
De naam van dit gehucht is Vosseslag.
Hier werden velen vòòr mij gevangen,
wellicht op een grauwe dag
als deze. Ik hoor de gezangen.
Maar plotseling deins ik achteruit,
omdat de wind de zilveren poorten sluit.
|
|