Vaarwel gele schrijver
(1994)–Robin Hannelore– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
1.Verwaarlozing trok mij zo aan,
zwarte barsten in de muren,
andere baksteen waar een deur had gestaan,
verwildering tot bij de buren,
op de drempel stinkende gouwe
aangewend tegen wratten,
een knoestige vlier en grauwe
rabarber, verpulverde latten,
de geur van een verzopen doos,
van kalk, en ergens een beerput,
en plotseling een gave roos
fier uitgegroeid boven een stut
tegen de uitgevreten schuurdeur,
het hart van dit vooroorlogs malheur.
| |
[pagina 60]
| |
2.Een paard nooit, misschien een os,
een geit, een varken en kippen.
Hij werkte overdag in het bos
van meneer, zij bad met lippen
die nooit wat anders zeggen konden
dan dank je en heel klein verdriet
en soms wat bars tegen de hond en
de kinderen. Meer mocht ze niet.
Dat was de gewenste rangorde.
Met spek en pastinaak
vulde ze 's zondags de borden.
De honger dempen was haar taak.
Haar eigen misère moest ze verkroppen
en de kousen van de winter stoppen.
| |
[pagina 61]
| |
3.Op de nok twee antennen,
voelhorens van een naaktslak,
beelden die door roest rennen
en blijven steken in het dak.
Tralies voor het kelderraam, wat
veiliger dan een heksenkruis
voor het gemetselde pekelvat,
de schatkamer in huis.
Maar in deze al te geringe woning
kon niemand eenzaam zijn,
elk kind was er koning
van zilte kontinenten op de muur,
van een strooien hemelbed en een klein
troontje bij het vuur.
| |
[pagina 62]
| |
4.Toen de kinderen gingen vrijen
kon ze 's zondags na de noen
eindelijk een sjaal voor zichzelf breien.
Het was de hoogste tijd want toen
werd ze ziek: wat hoesten, veel schreien,
niet weten waarom
en steeds verbetener breien.
Haar man vond dat dom
en zonde van die dure wol
die hij moest ophouden.
Toen de laatste bol
opgebreid was
aan die gouden
sjaal, werden haar ogen van glas.
| |
[pagina 63]
| |
5.Ik kijk naar binnen
door een gesponnen ruit:
op een grijze tinnen
schotel ligt rot fruit.
Een vogelkooi staat
kaduuk op het aanrecht,
de schouwholte gaapt beaat.
Hier wordt niets meer gezegd.
Hier is het verhaal gedaan
van wie ons voorgegaan
zijn in de armoede.
Het plafond barstte van woede
toen het kruis tegen de voordeur werd gezet.
Jan werd buitengedragen zonder pet.
|
|