‘Neen,’ zei ik.
‘Ze vertellen héél wat anders!’ Hij grinnikte. ‘Het zullen wel allemaal leugens zijn...’
‘Inderdaad,’ zei ik.
‘Wat schonk madame Gilissen aan de Kerk?’ vroeg hij, kwasi terloops.
‘Niets,’ zei ik.
Weer grinnikte hij. ‘En wat schonk ze aan jou?’
‘Honderd flessen wijn,’ zei ik.
Hij tokkelde gewichtig met de vingers op tafel. ‘Lieg je niet?’
‘Neen,’ zei ik.
Hij keek in zijn map. ‘Weet je dat mijn vriend Ernest Seppion jou verleden week nog een... homo duplex noemde?’
‘Tiens... En dat zonder Schiller of Goethe te citeren?’ spotte ik.
‘Waarom zou hij Schiller of Goethe daarbij citeren?’ vroeg hij scherp.
‘Misschien omdat hij zich verstandiger wil voordoen dan hij is,’ zei ik.
De deken lachte met een neusstem. ‘Jij reikt niet eens tot aan zijn enkels.’
‘Gelukkig maar!’ smaalde ik. ‘Stel je voor...’
‘Nu weet ik dat ze gelijk hebben!’ voer hij eensklaps uit. ‘Jij bent inderdaad een onbeschofterik...’
Nu lachte ik hem werkelijk uit in zijn gezicht. Ik wilde dat hij de everzwijnen zag, dat hij wegkroop of op de vlucht sloeg... ‘Och man, jij kletst maar wat!’
De deken zag paars. ‘Het zijn zeker ook leugens dat jij de burgemeester en het gemeentebstuur uitschold, én dat je Olga Pauwels in haar eigen huis ging vervloeken? Het zijn zeker ook leugens dat je tijdens de kommunie in de kerk een jongeman van een eerbare familie tegen de vloer mepte? Ik heb al veel beleefd, maar dit overtreft alles... Vandaag nog schrijf ik naar de bisschop!’
‘Doe maar wat je niet laten kunt!’ hoonde ik. ‘Ik zal aan die jongeman van een eerbare familie eens gaan vertellen wat Vinus Gils, Jan Gerlach en ik een jaar geleden in de kerk vonden... en wat jij zo gretig aansloeg, meenam én verdonkermaande... De Paskwil zal blij zijn dat hij eens over wat anders kan schrijven dan over de verkoop van varkenskoppen op de feestdag van Sint-Antonius.’
Met leedvermaak zag ik dat de deken warempel ineenkromp, wegdook voor de everzwijnen. ‘Buiten!’ brieste hij. ‘En laat je hier